De kunst van het overtuigen


In een uitverkochte zaal vond op 11 november 2022 het jaarlijkse congres van Skepsis plaats. Vijf sprekers lieten met veel humor hun licht schijnen over het thema ‘De kunst van het overtuigen’, een heus Lagerhuisdebat sloot een uitstekende dag af. 

door Janneke Donkerlo

Nadat het Skepsis-bestuur kort het welvaren van de stichting het afgelopen jaar had besproken — het gaat weer uitstekend, ook in financieel opzicht — gaf dagvoorzitter Malou van Hintum de microfoon aan Gijs Weenink, oprichter en directeur van de Debatacademie.

Het belangrijkste kenmerk van een debat, zegt hij, is dat de deelnemers niet elkaar proberen te overtuigen, maar het publiek (de toehoorders, de kiezers, de Kamer). Een goede voorbereiding is daarbij onontbeerlijk. Want hoe jammer is het niet als je pas na afloop op een snedig argument komt.

Het debat ontstond volgens hem 2500 jaar geleden in Griekenland, waar de democratie werd bedacht. En het debat is nog steeds de beste manier om tot een breed gedragen besluit te komen. Een debat kun je daarom ook binnen een bedrijf voeren om bijvoorbeeld een nieuw businessplan of onderzoeksmethode te ontwikkelen.

Gedebatteerd wordt er altijd aan de hand van een voorstel — alleen in dictaturen worden besluiten genomen zonder voorafgaand debat. Over en weer presenteren voor- en tegenstanders hun argumenten en proberen ze gaten te schieten in de argumenten van hun tegenstanders. 

Weenink gaf een aantal waardevolle tips om in het debat de toehoorders aan je zijde te krijgen: blijf aardig en correct, dat wekt sympathie bij het publiek, en zorg ervoor dat je iets in twee minuten simpel en begrijpelijk uit de doeken doet. Dat vergt terdege voorbereiding — Arjen Lubach en zijn redactie zijn voor sommige items dagen bezig met het bijeenvegen en vereenvoudigen van argumenten

Dat de indiener van een idee in het voordeel is, is volgens Weenink slechts schijn: mensen zijn van nature behoudend, nieuwe ideeën worden vaker verworpen dan omarmd.

Rokers zijn doorzetters

Hoe lastig het is om ingesleten gewoonten te veranderen, weet de tweede spreker, debattrainer Roderik van den Bos, maar al te goed. Vooral als het gaat om roken. Hij raakte verslaafd op zijn dertiende en rookte drieëndertig jaar, tot hij vijftien jaar geleden de lezing hoorde die hij nu zelf overal in het land houdt: in vier uur van het roken af.

Zoals veel pubers vond Van den Bos roken vooral stoer: zo hoopte hij aansluiting te vinden bij de populaire jongens. Weliswaar ging hij van de eerste sigaret hij over zijn nek, maar, merkt hij op, rokers zijn doorzetters. Al snel rookte hij veertig sigaretten per dag. 

Met hilarische zelfspot neemt hij de toehoorders mee in zijn eigen ontwenningskuur. Want tabak is een vreemd soort drug. Het is niet verdovend, niet opwekkend en ook niet geestverruimend. De fysieke ontwenningsverschijnselen zijn bovendien minimaal. Alcoholisten kunnen niet goed doorslapen, rokers wel. Mensen krijgen hoogstens korte tijd last van lichte ontwenningsverschijnselen

Waarom is stoppen dan toch zo moeilijk? Volgens Van den Bos is roken vooral een mindset. Preken, verbieden of enge ziektes beschrijven, werkt contraproductief — hij zag op een school jongens kaarten met de akelige waarschuwingen die op de pakjes tabak staan — ‘Heb jij voor mij longkanker, dan krijg jij van mij hartaanval.’

Wat wel helpt zijn open vragen: ‘Waarom rookt u?’ Vervolgens houdt hij mensen met een combinatie van humor, feiten en argumenten een spiegel voor. Alle redenen die mensen noemen zijn namelijk niet waar, het klopt niet dat ze zonder sigaretten niet normaal kunnen functioneren. Rokers roken niet omdat ze gestrest zijn, ze zijn gestrest omdat ze roken — wie stopt, leeft relaxter.

Uit een snelle rondvraag bleek trouwens dat er onder de ruim tweehonderd congresbezoekers zich slechts een handvol rokers bevonden — maar heel wat ex-rokers.

Bullshitartikel

‘Hoe overtuigend is wetenschap eigenlijk?’ Volgens Suzanne Hoogeveen, sociaal-psycholoog bij de universiteit van Utrecht en inmiddels goede bekende van Skepter-lezers, heeft de replicatiecrisis in de wetenschap ertoe geleid dat mensen minder geloof zijn gaan hechten aan onderzoeksresultaten. In de wetenschap maak je inmiddels gemakkelijker carrière met sexy artikelen die meteen de Volkskrant halen dan met een enkele publicatie waaraan je twaalf jaar hebt gewerkt.

In een groot onderzoek legde zij met haar onderzoeksgroep leken allerlei resultaten uit eerder sociaal-psychologisch onderzoek voor, met de vraag: ‘Hoe plausibel denkt u dat de uitkomsten hiervan zijn?’ Bijvoorbeeld de uitkomst dat mensen na het zien van De Denker van Rodin zich minder religieus voelden dan na het zien van de Discuswerper. Het bleek dat mensen beschikken over gezond boerenverstand en een gezonde dosis skepsis. Zij voelen goed aan welk onderzoek niet zal standhouden in een replicatie, en welk onderzoek wel. Zeker als het lekenoordeel vrijwel unaniem is, voorspelt dat weinig goeds voor de houdbaarheid van de conclusie.

Uit een andere studie van Hoogeveen bleek dat mensen eerder geloof hechten aan onbegrijpelijke teksten als die afkomstig zijn van een wetenschapper dan van een goeroe. Maar het werkt niet als mensen al een sterke mening hebben over onderwerpen zoals de klimaatverandering of coronavaccins. Of het geslacht van de onderzoeker verschil maakt, is jammer genoeg niet onderzocht. Hoogeveen verbaasde zich erover dat ook gelovige mensen toch wat meer waarde hechten aan wetenschappelijke onderzoekers dan asan spirituele leiders.

Logos, pathos en ethos

Filosoof en debattrainer Patricia Wouda maakt duidelijk dat politici helemaal niet zo geïnteresseerd zijn in argumenten. Ze zijn meer bezig met hun politieke toekomst en ze weten dat kiezers stemmen op mensen van vlees en bloed: wat zijn hun hobby’s, waar worstelen ze mee? Aristoteles wist al dat, als je mensen wilt overtuigen, louter ratio (logos) niet voldoende is. Je moet zoeken naar de verbinding, waarbij het hart (pathos) en de onderbuik (ethos) een minstens zo grote rol spelen. Je moet dus eerst een verstandhouding met je gesprekspartner opbouwen. Het helpt ook om toe te geven dat er nog veel onduidelijk is. 

Iemand die klaagt over hoofdpijn wil niet horen dat hij een paracetamol moet nemen (daar zal hijzelf vast ook al aan gedacht hebben), maar wel: ‘Wat vervelend voor je. Hoe denk je dat dat komt, wat heb je nodig?’ Pas daarna kun je met argumenten en oplossingen komen. 

Overigens bestaat voor het kiezen van de juiste argumenten geen blauwdruk. Dat blijkt, zegt zij, onder meer uit een aantal ontdekkingen die blijkbaar zo krenkend waren voor het menselijk superioriteitsgevoel, dat ze onaanvaardbaar waren — het heliocentrische stelsel van Copernicus, de evolutietheorie van Charles Darwin, en de psychoanalyse van Freud. De mens is niet het centrum van het universum, niet het resultaat van een goddelijk plan, en niet zo rationeel als hij graag denkt.

Achteruit juichen

De laatste plenaire spreker was Richard Engelfriet, van huis uit socioloog. In een aanstekelijke, haast cabareteske lezing stak hij de draak met managementgoeroes die beweren de sleutel tot succes in handen te hebben. 

Zoals de hype van het ‘SMART’ formuleren van doelen, gebaseerd op onderzoek aan de Yale-universiteit. Het probleem van dit onderzoek is niet dat het niet repliceerbaar is, maar dat het nooit heeft plaatsgevonden. dat het slecht is uitgevoerd: het heeft nooit plaats gevonden! 

Of het vaak bewierookte ‘Golden Circle-model’ van Simon Sinek. Hij claimt dat een succesvol bedrijf begint met het why, pas daarna volgen het what en het how. Zo is het why van Apple, althans volgens Sinek, ‘het uitdagen van de status quo met gebruiksvriendelijke computers’. Steve Jobs zei echter ooit zelf: ‘We put the product ahead of anything else.’ Sinek zegt zich te baseren op neurobiologie. Het oordeel van de neurobiologen aan wie Engelfriet de redenering voorlegde, was echter — vrij vertaald — ‘Wat een lulverhaal!’ 

Zo zijn er nog veel meer claims, variërend van ‘visie tonen’ en ‘de klant meenemen in een customer journey’ tot ‘omdenken’ en ‘nooit opgeven’. Maar naar geen van deze methodes is deugdelijk onderzoek gedaan. Geslaagde zakenlui wordt slechts gevraagd waar zij denken hun succes aan te danken te hebben — het is ‘achteruit juichen’. Er is immers, zegt Engelfriet, nog nooit een behoorlijk prospectief, gerandomiseerd onderzoek onder zakenlui of bedrijven gedaan om te kijken welke interventie werkelijk causaal tot succes leidt. ‘Het geheim van succes is nog altijd geheim,’ aldus Engelfriet.

Bovendien, en dat is de kwalijke kant van de zaak, zegt hij, is het in deze opvatting niet alleen je eigen verdienste als je rijk wordt en succes hebt, maar ook als je pech hebt en in de goot belandt.

Helaas moest hij zijn voorstelling eindigen met de vaststelling dat er, hoewel hij zijn tirades toch al jaren houdt, er bitter weinig verandert in managementland. Kennelijk is het net zo zinloos om erop te hameren dat al die claims niet deugen als proberen een aanhanger van de homeopathie uit te leggen waarom die niet werkt. 

Lagerhuis

In de theepauze wordt de zaal verbouwd voor het Lagerhuisdebat met, zoals in het Britse Lagerhuis, twee rijen stoelen tegenover elkaar. De bezoekers gaan, onder leiding van Gijs Weenink, met elkaar in debat over een aantal door de congrescommissie bedachte stellingen — ‘Skepsis zou activistischer moeten worden’, ‘De woke-beweging levert een zinvolle bijdrage aan de samenleving’, ‘universiteiten moeten een vrouwenquotum instellen’.

Het leidde tot veel instemmend ‘hear, hear’ en afkeurend boe-geroep onder respectievelijk voor- en tegenstanders, en tot af en toe hoog oplopende gemoederen — al hoefde Weenink maar een enkele keer ‘Order, order!’ te roepen.

Het was, zo bleek wel, volgens veel bezoekers het aardigste, en in ieder geval het vrolijkste Skepsiscongres in jaren — er zullen weinig mensen somber gestemd naar huis zijn gegaan.