Waarom zouden we natuur in stand houden waar we niets aan hebben? De zeggekorfslak? Of de korenwolf? Om van de echte wolf nog maar te zwijgen … ? Waar de een de nadruk op natuur schromelijk overdreven vindt, wil de ander zoveel mogelijk nieuwe natuur creëren. Moeten we de natuur heilig verklaren, of juist niet, vraagt journalist Janneke Donkerlo zich af.
Voordat de Verlichting haar intrede deed in de natuurwetenschappen, bestond het begrip ‘natuur’ nog niet. Om de gebeurtenissen op aarde te verklaren, geloofden Germanen in weergoden zoals Donar (god van de donder) en Sunna (godin van de zon), en in liefdes- en voortplantingsgoden zoals Demeter (godin van de vruchtbaarheid). Ook de Romeinen, Grieken, Indianen, Inca’s en Egyptenaren hadden zo hun eigen goden die gunstig gestemd moesten worden met rituelen en offers. Natuurvolkeren geloofden dat alles is bezield, ook rivieren en bergen. Aboriginals meenden dat alles op deze planeet (en ver daarbuiten) met elkaar in verbinding staat.
In de Joods-Christelijke religie schiep God alle dieren naar hun eigen aard, maar de mens naar zijn evenbeeld en plaatste zo de mens boven alle andere wezens. Ons woord ‘natuur’ is dan ook afgeleid van het Latijnse woord ‘natura’ en ‘nasci’, wat ‘eigen aard’ of ‘geboorte’ betekent. De Bijbel is dus geen ongebroken lofzang op een heilige, alomtegenwoordige natuur. Integendeel, God temde de bedreigende kanten van de natuur, zoals water en duisternis, ten gunste van de mens. In de Koran zetten veel teksten de mens ertoe aan om de wereld, de natuur, de dieren en de mens als Gods schepping te zien, zelfs als wonderwerken van God. Het Christendom kent het begrip ‘rentmeesterschap’.
Verlichting en Romantiek
In de zeventiende eeuw gingen mensen inzien dat de wetmatigheden in de natuur niet met de Bijbel verklaard konden worden. De Engelse burggraaf Francis Bacon stelde begin 17e eeuw al dat filosofie en wetenschap niet gebaseerd dienden te zijn op tradities en overtuigingen maar op empirisme: een methode gebaseerd op observaties en experimenten. In de achttiende eeuw kwam dit inzicht tot volle wasdom tijdens de Verlichting. Kenmerkend voor de Verlichting was een toename van het vertrouwen in wetenschap en logica. Gaandeweg verloren religie en tradities hun prominente rol. Dit stimuleerde het doen van uitvindingen wat onder meer leidde tot de industriële revolutie met ingrijpende mechanisatie, schaalvergroting en exploitatie van mensen en grondstoffen.
Het begrip natuur kwam pas in zwang in de Romantiek, de stroming die een reactie vormde op het kille, rationele omgaan met de natuur van de denkers van de Verlichting. De Romantici ontwikkelden een bijzondere waardering voor de eenvoudige landman en het begrip wildernis omdat zij veronderstelden dat daarin de meest authentieke, pure vorm van ‘zijn’ te vinden is. Tijdens het fin de siècle, de periode waarin Hitler opgroeide, werd het sociaal darwinisme belangrijk in Westerse intellectuele kringen met evolutionistische dwalingen als rassenleer en antisemitisme.
Zeehondjessentiment
Tegenwoordig verwijst het begrip natuur naar biodiversiteit, milieu, landschap, natuurlijke hulpbronnen, ecologische processen en dierenwelzijn. Voor veel boeren staat de natuur voor ‘broodwinning’. Boeren zijn afhankelijk van de natuurlijke hulpbronnen om hun gewassen te verbouwen en hun vee te voeden. Hun dagelijkse werkzaamheden zijn nauw verbonden met het land, de gewassen en het vee dat ze verzorgen. Voor hen is natuur geen abstract concept, maar een praktische realiteit.
Stedelingen bekijken de natuur vaker vanuit een romantisch en esthetisch perspectief. Voor hen heeft de natuur vooral emotionele en spirituele waarde. Ze zien de natuur als een plek waar ze even kunnen ontsnappen aan de drukte van de stad. Door de secularisatie is de natuur in de plaats gekomen van God. Maar over wat voor natuur hebben we het dan?
Volgens Van Dale is natuur ʻdat wat de mens om zich heen ziet als niet door hem gewijzigd’. Van ongerepte natuur is in Nederland echter allang geen sprake meer. In 1871 is het Beekbergerwoud bij Apeldoorn gekapt. Daarmee verdween het laatste, nog tamelijk ongeschonden restant van een 8.000 jaar oud oerbos. Het huidige Nederland bestaat uit cultuurlandschappen die gedurende eeuwen door menselijk ingrijpen zijn gevormd.
Wie weet bijvoorbeeld nog dat er in de zestiende eeuw potvissen, grijze walvissen en noordkapers in de Noordzee zwommen? Aan de hand van het Visboeck (1577 – 1581) van Adriaen Coenen laat Marc Argeloo, auteur van het boek Natuuramnesie, zien dat het in die tijd geen verdwaalde exemplaren waren; ze kwamen hier ‘van nature’ voor maar zijn verdwenen door overbevissing. En de oeros (aurochs) is zelfs uitgestorven; het laatste exemplaar werd in 1627 in Polen geveld.
Een groot deel van de vaderlandse biodiversiteit bestaat uit succesvolle cultuurvolgers, soorten die hier tweeduizend jaar geleden niet voorkwamen: van kalmoes tot korhoen, en van nijlgans tot bezemkruiskruid. Voor het verschijnen en verdwijnen van dieren uit het collectieve geheugen gebruikt Argeloo het begrip shifting baseline syndrome. Deze term werd in 1995 geïntroduceerd door marien bioloog Daniel Pauly. Argeloo gebruikt het woord natuuramnesie, dat duidt op het onvermogen van de mens om een collectief, natuurhistorisch bewustzijn op te bouwen. Wat wij nu als natuur zien is eerder een momentopname.
Natuurbescherming
BIJ12 – de organisatie die de met kennis en data de provincies ondersteunt bij de uitvoering van wettelijke taken in het landelijk gebied – onderscheidt zeventien ‘natuurtypen’ met zo’n vijftig ondersoorten die zo’n honderd jaar geleden in Nederland voorkwamen. Zoals Duin- en kwelderlandschap, Vochtig weidevogelgrasland en Wintergastenweide; Droge heide met Zandverstuiving; Veenmosrietland en Moerasheide; Wilgengriend en Eendenkooi en nog veel meer. Tot 2030 maakt de overheid ongeveer € 3 miljard vrij om de natuur in de meest ‘kwetsbare natuurgebieden’ te versterken. Europese landen hebben de ambitie uitgesproken om 30 procent van hun grondgebied te reserveren voor beschermde natuur. Nederland zit nu op bijna 26 procent.
Dat God de mens plaatste boven alle andere wezens, wil nog wel eens verschillend uitgelegd worden. Het streven van ‘goed rentmeesterschap’ ten spijt zien sommigen hierin een vrijbrief om alles in en op de aarde naar onze hand te zetten. Dit heeft de weg vrijgemaakt voor hebzucht en consumptie. Waarbij consumeren zoiets is als het drinken van zout water: als je er eenmaal aan begonnen bent, wil je steeds meer. Secularisatie – ieder voor zich – heeft deze beweging verder versterkt met klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit tot gevolg. Dat moest anders.
‘Toen we in de gaten kregen dat we bezig waren de natuur kapot te maken, ging het totaal de andere kant op’, schrijft Argeloo. ‘We wilden redden wat we konden. Een soort zeehondjessentiment. Nu zitten we in een volgend stadium. Nu komen cultuurhistorie en trots op een positieve manier onder de noemer ‘natuurbescherming’ bij elkaar. Daarbij is ook het woord wildernis op de agenda gekomen als een soort romantische reflectie op de welvaartsmaatschappij.’
Nieuwe religies
Secularisatie heeft nog een ander effect gehad. Net als tijdens de Verlichting zoeken mensen opnieuw naar een vorm van verbinding in een tijd waarin de tredmolen van meer, groter, goedkoper steeds vaker leidt tot burn-out en eenzaamheid. Door in de natuur te wandelen en te mediteren ervaren mensen vaak veel rust en komen tot nieuwe inzichten. Sommige coaches en therapeuten nemen hun klanten mee de natuur in om de positieve effecten van de natuur te ervaren, al dan niet door het knuffelen van een boom. Moderne heksen – dat kunnen overigens heel gewone huisvrouwen zijn – gaan nog een stapje verder. Net als bij het christendom of het boeddhisme doen zij aan feesten vieren, verhalen vertellen en stilstaan bij belangrijke gebeurtenissen. Zij omlijsten het geheel met rituelen met kaarsen en wierook, alleen dan niet in een kerk maar bij volle maan.
Dat natuurvolkeren wel respect hebben voor de natuur is deels schijn: ook zij hebben bijgedragen aan het grootschalige uitsterven van dieren. Denk aan de Maori’s die in twee eeuwen tijd veel loopvogelsoorten in Nieuw Zeeland hebben uitgeroeid, waaronder de legendarische moa’s. Toch claimen ook zij dat ze de hoeders zijn van de natuur. Door hun invloed erkende in 2017 de regering van Nieuw-Zeeland officieel de Whanganui River als een rechtspersoon met eigen rechten.
Intussen suggereren begrippen als zuiverheid, clean label, puur natuur, van-natuurlijke-oorsprong, bio-logisch en terug-naar-de-natuur, dat we met de natuur in harmonie kunnen leven. Maar in de natuur is juist sprake van een voortdurende strijd om het bestaan.
Ecologische spiritualiteit
In de discussie doen moderne theologen ook een duit in het zakje. Karen Armstrong houdt een pleidooi voor heiligverklaring van de natuur. Theoloog Paas betoogt dat we niet radicaal genoeg kunnen zijn als het gaat om het redden van de planeet. Hij pleit voor klimaatreligie, omdat religies vanouds broedplaatsen zijn van hoop, volharding, zelfopoffering en transformatie.
Predikant Marianne Vonkeman gebruikt op haar website ‘sporenvangod.nl’ het begrip ‘ecologische spiritualiteit’. ‘Het natuurrecht van de sterkste is niet het recht van God’, aldus Vonkeman. ‘Als God en natuur zouden samenvallen valt de relatie tussen God en de mens weg. Het is de Geest van God die mensen verlost van hun egocentrisch leven en hen in staat stelt zich te verbinden met elkaar en de wereld. Momenteel is uitbuiting en onderdrukking echter de norm. Wij zetten de wereld naar onze hand zonder zicht op de langdurige, wereldwijde gevolgen.’
In de christelijke traditie wordt het leven gezien als ‘heilsgeschiedenis’: een voortgaande lijn met een duidelijk doel, aldus Vonkeman. ‘Maar de natuur wordt gekenmerkt door een kringloop, een cyclische beweging. Steeds weer komt hetzelfde terug: geboorte, leven, sterven, zomer, herfst, winter, lente. Als we alleen maar in een opgaande lijn geloven, zullen we moeilijk grenzen aanvaarden. En dat heeft veel negatieve gevolgen.’
Kortom, het heeft weinig zin om de natuur – met al zijn ellende en recht van de sterkste – heilig te verklaren. Aan de andere kant is het juist wel zinvol om ons te spiegelen aan de natuur en dan vooral aan het cyclische karakter ervan om te leren dat er grenzen zijn.