Wennen aan vreemde vogels


Chronisch verslaafde daklozen met psychische problemen bezorgen de samenleving veel overlast. Eenmaal onderdak komen ze tot rust en gaat het beter met ze. Maar de meeste mensen willen deze groep niet zomaar in hun achtertuin.

April 2010

Diego – een zwakbegaafde, chronisch verslaafde en zieke veelpleger – krijgt in oktober 2009 voor de derde keer ISD (Instelling Stelselmatige Daders). De ISD voorziet in een tweejarige gevangenisstraf met als doel behandeling en re-integratie. Maar omdat de behandeling in de gevangenis tekort schiet en er geen passende begeleiding en huisvesting is voor Diego als hij vrijkomt, gaat het toch telkens weer mis. Zelfstandig wonen kan hij niet; in een psychiatrische instelling kan hij vanwege zijn verslavingsproblematiek niet terecht en ook niet in instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. Mensen als Diego vallen al jaren tussen wal en schip.

Al eind jaren negentig was duidelijk dat er in de maatschappelijke opvang nauwelijks sprake was van resocialisatie. ‘Bed, bad en brood is niet genoeg, zegt Frank Pleijers, zelfstandig projectmanager. ‘Deze mensen hebben ook medische en psychische zorg nodig. En woonbegeleiding met aandacht voor schulden, sociale relaties en een dagbesteding.’

Door het gebrek aan adequate huisvesting zit de verslavingsreclassering al jaren met de handen in het haar. Behandeling en terugdringen van recidive lukt bijna voor deze groep. Directeur Edwin ten Holte van de verslavingsreclassering stuurde april vorig jaar een brandbrief naar de staatssecretaris waarin hij pleit voor een masterplan passende woon- en zorgvoorzieningen. In haar antwoord onderschrijft de staatssecretaris de problematiek. Passende huisvesting valt echter momenteel onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.

Buurtbewoners in opstand

In 2006 lanceerde de overheid daarom het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang voor de vier grote steden. In 2008 volgde het Stedelijk Kompas voor de overige 39 kerngemeenten. Het Kompas richt zich op het voorkomen van dakloosheid én op het bestrijden ervan door middel van een persoonsgerichte aanpak. Ook de groep zieke en chronisch verslaafden met psychische problemen en een verstandelijke beperking zullen een passende woonomgeving krijgen. Althans, als het de gemeenten tussen 2008 in 2013 lukt om ‘dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen (vrijwel) uit te sluiten’. Pleijers: ‘Gemeenten doen hun best, maar ze kampen ermee dat buurtbewoners in opstand komen. Bewoners vrezen het ergste als er chronisch verslaafden om de hoek komen wonen.’

Uit een landelijke onderzoek van februari 2010 naar burgerschapsstijlen en voorzieningen voor dak- en thuislozen door Motivaction, in opdracht van de gemeente Leeuwarden, blijkt dat 52% van de Nederlanders neutraal en 20% zelfs positief staat tegenover een woonvoorziening voor verslaafde daklozen in hun wijk. Er is dus nog wel wat missiewerk te doen voor gemeenten. De jarenlange fysieke en psychische verwaarlozing van dakloze verslaafden heeft geleid tot een extreem negatief beeld. Ook het wantrouwen van buurtbewoners in de lokale overheid speelt een rol, zo bleek in de gemeente Den Bosch. De gemeente, die een hostel wilde creëren voor chronische verslaafden met psychische problemen, had buiten de waard gerekend. Begin 2008 ging de bestemde locatie in vlammen op; buurtbewoners stonden erbij te juichen.

De projectgroep meende alles goed voorbereid te hebben. Er was veel gedaan aan voorlichting en de raad was na eindeloos overleg in meerderheid voor. Harold Tiesing, mede-initiatiefnemer van de actiegroep Stop Hostels Den Bosch, dacht daar anders over: ‘We waren vooral bezorgd om onze kinderen. Stel dat zo’n gestoorde verslaafde midden op straat een psychose zou krijgen? We waren ook bang voor een toename van criminaliteit. Van de gemeente hoorden we alleen maar sussende geluiden, dat het zo’n vaart niet zou lopen. Maar het ging wel om de zwaarste groep! We voelden ons helemaal niet gerustgesteld, integendeel.’

Na viereneenhalf jaar intensief overleg is het de gemeente nog steeds niet gelukt een hostel te realiseren. Twee locaties werden juli 2009 aangewezen. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen heeft de raad echter besloten om bewoners zelf de gelegenheid te geven met een alternatieve locatie in hun wijk te komen.

Vreemde vogels

Toch hebben een aantal gemeenten laten zien dat het wel degelijk mogelijk is om woonvoorzieningen voor ‘zorgwekkende zorgmijders’ te realiseren zonder dat omwonenden de barricaden op gaan. Vooral als er sprake is van een acuut probleem. Zo werd al in 2003 in Utrecht, onder druk van de aanhoudende overlast bij Hoog Catherijne, de Maliehof geopend. Op deze locatie, gelegen op de sjieke Maliebaan, is een hostel gevestigd met 24 uur zorg en begeleiding.

Frank Pleijers, destijds werkzaam bij SBWU (Stichting Beschermd Wonen Utrecht) en betrokken bij de oprichting van de hostels: ‘In totaal hebben we in Utrecht zeven panden voor harddrugsverslaafden in gebruik genomen. Kenmerkend voor deze groep is dat ze vaak jong met gebruiken zijn begonnen. Meestal hebben ze hun school niet afgemaakt, ze hebben nog nooit gewerkt, hebben geen gezinsleven gehad. Door hun jarenlang leven op straat hebben ze de aansluiting met de samenleving gemist en weten niet hoe ze zich op een normale manier moeten handhaven. Je moet daarom van vooraf aan beginnen met resocialiseren.’

Al snel bleken de bewoners van de Maliehof het goed te doen. Het pand werd dag en nacht bewaakt om de dealers op afstand te houden zodat de bewoners – die zelf vaak slachtoffer van geweldsmisdrijven zijn – tot rust konden komen. Na verloop van tijd gingen zij hierdoor vanzelf minder gebruiken en ze pleegden nauwelijks nog strafbare feiten. Pleijers: ‘Toen de buurtbewoners merkten dat er geen sprake was van overlast, verstomden de protesten. Bovendien zijn mensen in de grotere steden wel wat vreemde vogels gewend.’

Inmiddels staan er in Utrecht nog maar tien mensen op de wachtlijst voor een hostel.

Poedersuiker

Ook in Rotterdam was sprake van een gevoelde urgentie. In 2004 sloot de toenmalige wethouder de Keileweg – een beruchte afwerkplek voor verslaafde prostituees, met 350 vrouwen en een scène van pooiers en verslaafden eromheen. Zij deed dit na signalen van BoumanGGZ, de Rotterdamse instelling voor verslavingszorg en geestelijke gezondheidszorg. Die wees erop dat het hier om ernstig getraumatiseerde vrouwen ging met meervoudige problematiek. Met het inzicht dat de verslaafde vrouwen eerder ziek dan slecht waren, besloot de gemeente tien Intensief Beschermde Woonvoorzieningen (IBW) te openen. BoumanGGZ werd verantwoordelijk voor de exploitatie. Het eerste hostel werd geopend in 2005 in de Baan, een straat pal in het centrum.

De omwonenden waren aanvankelijk sceptisch. Van de gebruikersruimte met methadonpost en een heroïneproject had de buurt in de jaren negentig veel last: lawaai en rommel van verslaafden en dealers. Toen het de spuigaten uitliep, organiseerden de buurtbewoners een protestactie, waarbij ze op de stoep van het stadhuis aan voorbijgangers zakjes met poedersuiker uitdeelden. Na een goed gesprek met de wethouder, werd destijds een beheercommissie in het leven geroepen. Dat hielp. Maar toen Jopie Pattipawae en Mies Breetveld – twee buurtbewoonsters en leden van de beheercommissie – hoorden dat er in 2005 ook nog een hostel in de buurt zou komen, waren ze evengoed niet blij.

Mies: ‘Dat besluit werd achter onze rug om genomen, terwijl er nota bene een beheerscommissie was! Dat heeft bij ons wel kwaad bloed gezet. Het is en blijft toch onze buurt, de gemeente moet zuinig op ons zijn. Dat heeft de gemeente toegegeven en daarna zijn er goede afspraken gemaakt. Er werd een tijdje extra gesurveilleerd in de wijk; er kwam een nummer dat we konden bellen als het nodig was, maar daar hebben we bijna nooit gebruik van gemaakt.’

Jopie: ‘We zijn een paar keer bij de dames op bezoek geweest en toen ging ik toch met andere ogen naar ze kijken. Vroeger had ik het over ‘die rotjunks’. Maar als je ze beter leert kennen, zie je dat het kwetsbare en zieke mensen zijn. Het is te gek dat ze nu eindelijk goed opgevangen worden. De vrouwen zelf zijn zuinig op hun plek; dit is hun thuis, dat willen ze niet meer kwijt.’ Toen bleek dat De Baan de buurt juist veiliger maakte, gingen Mies en Jopie als ‘ambassadeurs’ naar andere wijken waar de gemeente ook woonvoorzieningen voor chronisch verslaafden gepland had. Jopie: ‘We legden de bewoners uit dat een hostel helemaal niet verkeerd hoefde te zijn, mits er een convenant en een beheercommissie kwam.’ Mies: ‘Eerst waren ze uiteraard fel tegen, maar later waren ze juist dolblij. Wat eerst op straat rondzwierf, rotzooi maakte en diefstallen pleegde, was nu onder de pannen.’

Torpederen

In een andere Rotterdamse wijk was in 2005 aanvankelijk ook veel weerstand tegen de komst van een hostel in een voormalig kraakpand. ‘Er kwam een handtekeningenactie,’ herinnert wijkteamchef Marcel van Helvert zich. ‘En drie buurtbewoners wilden de zaak willens en wetens van binnenuit torpederen. Ze verstoorden vergaderingen, stonden alleen op ‘zenden’, niet op ‘ontvangen’. Maar de gemeente hield voet bij stuk. Toen de tegenstanders merkten dat ze het hostel niet konden tegenhouden, hebben ze zich uit de beheerscommissie teruggetrokken.’

‘Vervolgens werd een schouw gehouden met alle betrokken partijen, bewoners, bestuur, politie, BoumanGGZ,’ vertelt Van Helvert. ‘Ook allerlei niet brandende zaken werden daarbij serieus genomen, we deden nergens moeilijk over. Een paar donkere hoeken waar men voor overlast vreesde, werden in kaart gebracht en van lantaarns voorzien. Wipkippen werden verplaatst om mogelijke hangplekken te voorkomen. Omwonenden kregen ook inspraak in de buitenkant van het hostel waardoor het pand mooier werd. Zo kreeg de buurt meteen een opknapbeurt. Een paar maanden na de opening van het hostel heb ik de winkeliers gevraagd of ze last hadden van de hostelbewoners. Hun antwoord was dat deze mensen zich juist voorbeeldig gedroegen. Inmiddels leidt de beheercommissie een slapend bestaan.’

Volgens Ton Mosheuvel, directeur van BoumanGGZ in Rotterdam, is het belangrijk dat een hostel positief uitpakt voor de buurt: ‘In Delfshaven hebben de bewoners van het hostel een wijkklussendienst opgezet. In een andere wijk is in 2008 een voetbaltournooi georganiseerd voor de jongeren uit de wijk en hostelbewoners. Soms zijn het de verslaafden die met papierprikken het zwerfvuil in een wijk verwijderen, als vorm van dagbesteding.’ Op een poster die de gemeente liet maken, verwoordt een voormalig dakloze het treffend: ‘Eerst woonde ik op straat, nu maak ik de straat schoon.’

Inmiddels heeft Rotterdam acht IBW locaties voor 150 verslaafden. Er staan nog acht op de nominatie. Daarbij bepaalt de gemeente waar de locaties komen; omwonenden mogen pas naderhand meepraten over de leefbaarheid. Ze worden daarbij dan wel heel serieus genomen.

Njet oan

In Leeuwarden ging de doordruk-aanpak van Rotterdam ‘njet oan’. In 2007 pikten buurtbewoners het niet dat hen een hostel in de maag werd gesplitst. Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst kwam wethouder Roel Sluiter tegenover een woedende menigte te staan. De ambtenaren kregen niet de kans om hun verhaal te doen; een politiepet werd buit gemaakt. Het was duidelijk: de voorziening zou er op die manier niet komen.

Na dit debacle besloot Sluiter het roer 180 graden om te gooien: ‘De wijken nu krijgen helemaal vanaf het begin inspraak. Reeds bestaande wijkpanels worden ingelicht en om advies gevraagd over mogelijke panden; een panel zelf kan ook een voorstel komen. Hierna worden bijeenkomsten georganiseerd voor de buurtbewoners die ook hun mening mogen geven. Als gezamenlijk de keus is gemaakt, nemen buurtbewoners, de wijkagent, de woningbouw, de opvangorganisatie en de gemeente zitting in een omgevingsoverleg. Hierin worden afspraken gemaakt over de leefbaarheid rondom de locatie. Belangrijk in het hele proces is een duidelijke consistente visie, overtuigingskracht en eerlijke informatie’ Met instemming van een buurt is nu een locatie gerealiseerd voor 26 daklozen met een dubbele diagnose. Daarnaast is er nog sprake van 128 problematische daklozen. Ze zitten ofwel in detentie, wonen in tenten en kuilen, verblijven in de nachtopvang of hebben elders onderdak.

Kosten van permanente voorzieningen

Regelmatig rijst de vraag, in deze tijd van bezuinigingen, of dit soort dure permanente voorzieningen nou wel nodig zijn. ‘Dat is maar hoe je het bekijkt’, zegt Mosheuvel. ‘We hebben laten berekenen wat een chronisch verslaafde dakloze de maatschappij jaarlijks kost. Aan dag- en nachtopvang, zorg en criminaliteitsbestrijding heb je het dan over minimaal een ton. Bij hostelbewoners praat je over bijna de helft. Dat komt omdat er praktisch geen sprake meer is van recidive: burgers en ondernemers ondervinden minder schade door diefstallen en justitie wordt minder belast. Dat levert dus een enorme financiële en maatschappelijke winst op. Bovendien gaan de zieke verslaafden er zelf ook op vooruit.’

Al met al kosten de hostels per saldo natuurlijk wel extra geld. Dat geld komt nu grotendeels van de AWBZ en de zorgverzekering, waardoor gemeenten middelen overhouden voor andere voorzieningen. Mosheuvel: ‘Van de budgetten die de gemeente Rotterdam beschikbaar heeft voor maatschappelijke opvang wordt nu al het accent verlegd naar zaken als sociale activering, bestrijding van huiselijk geweld en het voorkomen van dakloosheid.’

Dat laatste, het voorkomen van dakloosheid, is de bedoeling van de tweede fase van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang. Volgens Judith Wolf, hoogleraar Maatschappelijke Zorg, is dat een goede zaak: ‘Hoe eerder je erbij bent om te voorkomen dat mensen afglijden en door het ijs zakken, des te beter. Door tijdig in te grijpen, voorkom je nieuwe aanwas van een groep kwetsbare mensen die verloederen. Doe je dat niet, dan loop je permanent achter de feiten aan.’ 

Lange wachtlijst

Hoewel de resultaten in Utrecht, Rotterdam en Leeuwarden positief zijn, moet in de meeste gemeenten de bulk van woonvoorzieningen voor de sociaal kwetsbaarsten nog van de grond komen, aldus Pleijers. Bijvoorbeeld in Amsterdam (de gemeente waar Diego staat ingeschreven) moeten van de 480 nog 300 bedden gerealiseerd worden. Bij de drie bestaande IBW hostels van het Leger des Heils is sprake van een lange wachtlijst; de doorstroming is nihil. Pleijers: ‘Dat is ook logisch, want de mensen voor wie deze locaties bedoeld zijn, hebben een enorme achterstand. Wat je wel ziet, is dat ze na verloop van tijd weer structuur in hun leven weten te brengen. In dat geval kunnen ze doorstromen naar een zelfstandiger woonvorm, iets wat de meesten toch het liefste willen.’

Intussen zit Diego in de gevangenis en wacht op de uitslag van het hoger beroep. De reclassering heeft al aangegeven weinig voor hem te kunnen betekenen. Hoeveel mensen als Diego keer op keer een ISD veroordeling krijgen bij gebrek aan een passende woonvoorziening, is niet bekend.

Cijfers 

In 2008 waren er volgens het Stedelijk Kompas naar schatting 35.000 dak- en thuislozen. Bijna 10.000 hiervan zijn nu onderdak, in de meeste gevallen gaat het om mensen die weinig begeleiding nodig hebben.  

Daarnaast zijn er landelijk naar schatting 35.000 potentieel daklozen.

Er zijn naar schatting landelijk 5000 chronisch verslaafden met een sociale, psychische en/of  verstandelijke beperking die intensieve zorg en begeleiding nodig hebben.

Een landelijk overzicht van de hoeveelheid gerealiseerde woonvoorzieningen bestaat momenteel niet. Het WODC is per gemeente nu bezig met het verzamelen van cijfers.

Een zeer actieve en lastige veelpleger

Diego is nu 45. Als jonge jongen leefde hij vooral op straat. Via een restauranteigenaar raakte hij op het criminele pad. Hij smokkelde hasj en verdiende veel geld; daarvan kocht hij mooie kleren, gouden sieraden en cocaïne.

Op een dag werd hij in zijn been geschoten en moest onderduiken. Toen kort daarna zijn moeder overleed, raakte hij definitief de weg kwijt en ging heftig gebruiken: hasj, heroïne en cocaïne. Geld verdiende hij door te hosselen voor dealers. Die belazerde hij regelmatig, zodat ze hem verloop van tijd links lieten liggen.

Diego ging daarom winkeldiefstallen plegen, vooral kleding. Zijn tanden vielen uit, hij kreeg chronisch last van zijn longen. Om de zoveel tijd werd hij betrapt en dan zat hij weer een tijdje vast. In de winter deed hij het er wel eens om, binnen was het warm en droog; drugs waren er bovendien goedkoper dan buiten.

Ruim tien jaar geleden werd hij op methadon gezet, maar daarnaast bleef hij andere drugs gebruiken. Hij zwierf van plek naar plek, soms sliep hij in de nachtopvang. In 2002, toen hij weer moest zitten, koos hij voor de SOV (Strafrechtelijke Opvang Verslaafden), de voorloper van de ISD (Instelling Stelselmatige Daders). Het doel was: afkicken en resocialiseren. Maar toen hij na twee jaar vrij kwam, was er geen passende huisvesting voor hem. Het oude leven begon weer van voren af aan.

Na de zoveelste winkeldiefstal werd hij in 2006 wederom gepakt. Na zes maanden voorarrest kreeg hij twee jaar ISD. Hij volgde een paar losse trainingen: agressie, budget, health for you, spiraal naar boven. Na een jaar mocht hij buiten de gevangenis wonen, in de Aak, een verpleeghuis voor chronisch verslaafden. Een kille locatie zonder woonbegeleiding. Overdag werkte hij in de keuken van een stichting. Af en toe kreeg hij bezoek van een reclasseringsmedewerker van wie hij weinig steun ervaarde.

Nadat hij weer twee keer was opgepakt, moest hij terug naar de gevangenis, anderhalve maand voordat hij vrijkwam. Op oudejaarsavond 2008 werd hij uit detentie ontslagen. Het was erg koud. Wegens gebrek aan passende woonruimte bracht de GGD hem naar de nachtopvang van het Leger des Heils, daar kreeg hij een bed op een slaapzaal met acht andere verloederde daklozen. Een paar maanden later kon hij weer terecht in de Aak maar kort daarop werd hij opnieuw betrapt.

Zomer 2009 werd Diego voorgeleid en kreeg voor de derde maal een tweejarige ISD maatregel opgelegd. De advocaat is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft een nieuw onderzoek gelast, maar de verslavingsreclassering heeft al laten weten geen andere mogelijkheid te zien dan opnieuw ISD. Het beroep dient in mei.