Heineken wil graag duurzame gerst in zijn bier. De multinational begon daarom een project voor duurzame akkerbouw. Uit betrokkenheid of uit eigenbelang?
augustus 2010
Op het akkerbouwbedrijf van Gerrit Klaasse Bos staat een groepje boeren gebogen rond een kuil. De gerst rondom hen reikt tot heuphoogte. ‘Kijk!’ roept Coen ter Berg van het Louis Bolkinstituut enthousiast vanuit het gapende gat: ‘Dit is echt een plaatje.’ Hij wijst op de poriën in de grond en plukt aan een paar bruine sliertjes. ‘Het hele profiel is doorworteld, de organische stof is verteerd; alles duidt op een actief bodemleven.’ Hij breekt een kluit af en laat deze rondgaan. ‘Volgend voorjaar hoef je niet meteen kunstmest te strooien, zegt hij tegen de boer. ‘Het bodemleven zorgt zelf voor voldoende stikstof.’ Klaasse Bos kijkt bedenkelijk. Durft hij dat wel aan? Toegegeven, hij strooit al minder dan vroeger en zijn gewas staat er goed bij.
De bodemkundige klimt uit de kuil en het groepje beweegt zich naar de uien. Er staat geen sprietje onkruid. Bladerend in zijn teeltboekje somt Klaasse Bos op hoe vaak hij tegen onkruid heeft gespoten dit jaar. In totaal zes keer. ‘Met welke middelen, Gerrit?’ informeert een collega. Er ontstaat een levendige discussie over hoeveelheid en dosering.
De acht aanwezige boeren zijn lid van Veldleeuwerik, begonnen als pilotproject van biermultinational Heineken met als doel verduurzaming van de akkerbouw. Met de bodemvruchtbaarheid is het namelijk droevig gesteld. Door het gebruik van steeds zwaardere machines en te weinig organische stof wordt de grond te vast. En daar houden planten niet van. Ze willen een mooie losse grond om diep in te wortelen, met ruimte voor water en voedingstoffen. Hoe vaster de grond, hoe slechter de beworteling; er moet dan vaker met kunstmest bijgemest worden. De gewassen kampen bovendien steeds meer met ziektes omdat de boeren te vaak dezelfde gewassen op dezelfde grond telen. Zo zijn er steeds meer lapmiddelen nodig en dat kost geld: de kosten gaan omhoog en de uiteindelijke opbrengst omlaag. Het roer moet om anders hebben boeren over vijftien jaar geen boterham meer en Heineken geen bier. Kortom, de bodem is in zicht.
Verkloot
Hagge de Vries, voormalig grondstofcoördinator bij biermultinational Heineken, stond aan de wieg van Veldleeuwerik. De aanleiding was de opkomst van genetisch gemodificeerde organismen. De Vries: ‘We wilden geen gemodificeerde gerst in ons bier. De boeren leveren het graan echter niet aan ons, maar aan de Agrarische Unie. Wij wilden daarom zelf meer grip op de landbouw krijgen.’
Eind jaren negentig kwam De Vries via Louis Nannes van de Agrarische Unie in contact met boeren in de Flevopolder. Nannes maakte duidelijk dat er meer speelde dan gemodificeerde gerst: ‘We wisten wel dat de ooit zo vruchtbare grond in de polder door roofbouw compleet werd verkloot. Uit nood gingen de boeren diepploegen, ze keerden de grond op zijn kop met alle risico’s van dien.’
De Agrarische Unie is niet alleen afnemer van granen, maar ook leverancier van meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Ziekten en plagen werden jarenlang als geïsoleerde problemen met geïsoleerde middelen opgelost. Nannes: ‘Was er een ziekte in een gewas? Vroeger hadden we daar meteen een middeltje voor. En daar verdienden we natuurlijk ook aan. Maar ja, uiteindelijk keert de wal het schip. Een duurzamere werkwijze vereist echter een meer integrale, ‘vrouwelijkere’ benadering. Zo’n omslag vraagt nogal wat van mensen, dat kost tijd.’
In het kader van ‘maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen’ nodigde de biergigant in 2002 een bus vol akkerbouwers uit op de brouwerij in Zoeterwoude. De Vries: ‘We vertelden de boeren dat we, samen met hen, een project wilden starten voor duurzame akkerbouw. Het was niet de bedoeling dat we hen van bovenaf zouden opleggen hoe dat moest, de telers zouden baas blijven over hun eigen bedrijf. Tegelijkertijd maakten we duidelijk dat we voor duurzame gerst uiteindelijk niet meer zouden gaan betalen.’
Een aantal genodigden haakte meteen af – ze vonden het te vaag – maar tien boeren zagen er wel brood in. Omdat geen enkele boer alleen maar gerst teelt, benaderde Heineken ook andere afnemers: McCain (aardappelen), Cargill (mout), Gerbr. van Liere (uien), Unilever (wortelen) en de Suikerunie (suikerbieten). Ook het Louis Bolk instituut en het Centrum voor Landbouw en Milieu – deskundigen op het gebied van landbouw en duurzaamheid – werden bij het proces betrokken. Heineken zou uiteindelijk een miljoen beschikbaar stellen voor de kosten van bijeenkomsten, cursussen en advies; de EU lapte 145.000 euro bij.
Aan de keukentafel
Een projectgroep ging aan de slag. Niet op het hoofdkantoor van Heineken, maar bij de boeren thuis aan de keukentafel. In gezamenlijk overleg kwamen boeren en deskundigen tot tien aspecten van duurzaamheid. Uitgangspunt was de autonomie van de boeren. Er zou geen sprake zijn van verplichte omschakeling of strikte regels: de betrokken telers zouden zelf hun eigen tempo en traject bepalen.
Iedere akkerbouwer bij Veldleeuwerik bepaalt nu zijn eigen toekomstvisie en een jaarlijks actieplan. Voor alle boeren staat verbetering van de bodemvruchtbaarheid met stip bovenaan. Gaandeweg besteden de telers ook aandacht aan andere aspecten, zoals gewasbescherming, energie en water. Elke maand bespreken ze problemen en vorderingen. Klaasse Bos: ‘Tijdens die bijeenkomsten doen we echt niet aan verjaardagborrelpraat. We gaan met de billen bloot en vertellen eerlijk wat we doen en laten. Alleen op die manier leer je van elkaar en houd je elkaar scherp.’
Zelf verbouwde Klaasse Bos voorheen telkens drie gewassen kort achter elkaar: uien, aardappelen en een graansoort. Maar op die manier raakte de grond uitgeput. Nu heeft hij een teeltplan met zes producten: elk jaar een ander gewas dat relatief veel opbrengt (aardappelen, uien of winterpeen) afgewisseld met een graangewas (gerst, haver of tarwe). Na de oogst zaait hij gras. Door in het najaar het gras en de graanstoppels onder te ploegen – vermengd met kippen- of koeienmest – ontstaat een rijk bodemleven en een rulle grond. Klaasse Bos: ‘Van de schadelijke aardappelcysteaaltjes heb ik nu gelukkig geen last meer. En hoewel de kiloprijs voor de graangewassen altijd het laagst is, heb ik als ondernemer per saldo toch een hogere opbrengst.’
Een soortgelijke ontwikkeling maakten de andere boeren ook door op hun bedrijf. Voorheen hadden ze nog nooit een bodemprofiel gezien. Na het graven van een kuil en de cursus ‘Bodem in zicht’ ging er een wereld voor hen open.
Vreemd volk
Maar waarom was het eigenlijk nodig om een nieuwe systematiek te ontwikkelen? Waarom koos Heineken niet voor EKO, het keurmerk voor gegarandeerd biologische producten, volgens kritische consumenten het hoogst haalbare op het gebied van duurzaamheid. Een kwestie van geld, zo blijkt: in de biologische landbouw zijn de opbrengsten lager omdat er niet wordt bijgemest met kunstmest. Bovendien gebruiken biologische boeren geen chemische pesticiden en ze spuiten niet tegen onkruid. Zij krijgen daarom gegarandeerd een hogere kiloprijs voor hun graan en daar wilde de bierbrouwer beslist niet aan.
‘Jammer,’ zegt Coen ter Berg van het Louis Bolk instituut: ‘Een gezonde landbouw is gebaat bij hogere graanprijzen. Hoe meer graangewassen, hoe meer graanstoppels op het land achterblijven en dat is goed voor de bodemvruchtbaarheid. Er worden in Nederland steeds minder granen geteeld, juist vanwege de lage prijzen. Als brouwers de Nederlandse landbouw serieus willen verduurzamen moeten ze echt meer gaan betalen.’
Vanwege de meerprijs voor biologische producten heeft Klaasse Bos wel eens overwogen om zijn bedrijf om te schakelen: ‘Maar het nadeel bij biologisch is dat je eindeloos moet schoffelen en daar heb je personeel voor nodig. Vreemd volk over de vloer, dat bovendien vaak geen Nederlands spreekt, tja, dat moet je wel willen.’
En het Milieukeurmerk dan: het officiële, door de Nederlandse overheid erkende, duurzaamheidcertificaat? Dit keurmerk zit tussen biologisch en gangbaar in. Maar ook hier geldt een meerprijs en bovendien worden de boeren jaarlijks extern doorgelicht en gecontroleerd. Klaasse Bos wil, als zelfstandige ondernemer, juist zo min mogelijk regeltjes: ‘Voor andere instanties moeten we al zoveel formulieren invullen en onzinnige vragen beantwoorden,’ verzucht hij.
Bij Veldleeuwerik bepalen de akkerbouwers dus zelf wat duurzaamheid inhoudt voor hun bedrijf. Maar wie regelmatig verstek laat gaan op de maandelijkse bijeenkomsten of niet serieus bezig is met verduurzaming, wordt uitgesloten van verdere deelname. Sommigen vinden het teveel ‘gedoe’ en houden na verloop van tijd de eer aan zichzelf.
Jacomijn Pluimers is namens Natuur en Milieu lid van het Forum van stichting Veldleeuwerik. Dit Forum, bestaand uit akkerbouwers, afnemers, externe adviseurs, de provincie en maatschappelijke organisaties, moet jaarlijks minimaal tien procent van de actieplannen bekijken en het proces van verduurzaming stimuleren. Althans, dat is het idee. In de praktijk komt daar echter nog weinig van terecht. Jacomijn: ‘Sinds de oprichting van het Forum in 2008 zijn er nog geen steekproeven gedaan. Toch zijn wij, van Natuur en Milieu, positief over deze innovatie van onderop. De telers stimuleren elkaar. Tijdens de regiobijeenkomsten wil de ene boer echt niet onderdoen voor de ander.’
Gloeiende plaat
Hoe dan ook, de Veldleeuwerikboeren willen vooral een goed renderend bedrijf. Bevorderen van de biodiversiteit moet bijvoorbeeld niet ten koste gaan van hun bedrijfsresultaat. Brede akkerranden, ingezaaid met wilde bloemen en kruiden zijn goed voor vogels, vlinders en nuttige insecten. Maar in het mengsel zit ook Fluitekruid, een waardplant voor schadelijke insecten. De meeste telers hebben daarom het zaad nog op de plank liggen. Ze zaaien niet of te laat.
Soms wil een boer het zekere voor het onzekere. Het bedrijf De Groene Vlieg op verzoek insectenvalletjes uitzetten en boeren vervolgens per sms laten weten wanneer ze moeten spuiten. Een boer hoeft dan pas te spuiten als de insectendruk te hoog is en de opbrengst in gevaar komt. Soms kan de spuit dus gewoon in de schuur blijven staan. Een prachtige duurzame methode, zou je zeggen. Klaasse Bos doet het, maar weet dat sommige collega’s het te duur vinden: ‘De Groene Vlieg kost minimaal 500 euro per jaar, afhankelijk van je oppervlakte. En als je er toch te laat bij bent, is de opbrengst veel lager. Sommigen willen het risico niet lopen en pakken hoe dan ook de spuit, zoals men al jaren gewend is.
Sinds 2006 is Veldleeuwerik verzelfstandigd. Heineken zit nog wel in het stichtingsbestuur samen met akkerbouwers, afnemers en multinationals. De stichting telt zestig boeren; op een totaal van 25.000 Nederlandse akkerbouwers een druppel op de gloeiende plaat. Als het aan Heineken ligt wordt het systeem niet alleen toegepast in heel Nederland maar zelfs ‘uitgerold’ in Europa. De meeste gerst voor het bier dat in Zoeterwoude wordt gebrouwen, komt namelijk uit Frankrijk, Duitsland en Engeland.
Louis Nannes van de Agrarische maakt zich intussen grote zorgen over de werkelijke bedoeling van de biergigant. ‘Heineken wil kunnen pronken met duurzame gerst. Alsof het gaat om een kant-en-klaar product. Het liefst willen ze de boeren toch een soort certificaat opdringen. Maar verduurzaming is een voortschrijdend proces; boeren willen zelf keuzes maken en zelf bepalen wat werkt en wat niet. Heineken heeft andere belangen: zij willen vooral bier dat beter bekt.’
Meest duurzame biertje
De vier grote brouwerijen in Nederland laten zich graag voorstaan op duurzaamheid. Geen van de grote brouwers wil echter een meerprijs betalen. Volgens marktleider Inbev is gerst een natuurproduct en dus van zichzelf al biologisch. Bavaria houdt zich niet bezig met de ontwikkeling van duurzame grondstoffen. Heineken wil in 2020 wereldwijd louter duurzame grondstoffen in haar bier verwerken, geteeld in de geest van Veldleeuwerik. Grolsch wil al in 2016 helemaal duurzaam zijn. Deze brouwer heeft hiertoe in 2008 een project gestart: Growing Grolsch.
De kleinere bierbrouwer Gulpener werkt al een aantal jaren louter met EKO of Milieukeurgranen. De brouwer betrekt deze granen van 62 boeren uit de streek die zich hebben verenigd in een coöperatie. Zij krijgen van Gulpener een hogere prijs. Deze meerprijs wordt niet doorberekend aan de consument: de brouwerij neemt genoegen met een lagere marge.
De kleine ambachtelijke bierbrouwerij ‘t IJ en brouwerij de Leckere maken volledig gebruik van biologische granen. Het nadeel van biologisch graan is dat de opbrengsten niet constant zijn. In 2009 was deze door ongunstige weersomstandigheden bijzonder laag. In 2010 is de biologische opbrengst naar verwachting goed. Fluctuaties horen volgens deze brouwers bij de risico’s van het vak.