Natuur als bijbaan voor de boer


Kunnen we binnenkort weer volop genieten van heide, houtwallen, kronkelige paadjes, poelen, slikken en botanische planten? Als het aan de overheid ligt maakt steeds meer ‘boerennatuur’ plaats voor ‘nieuwe natuur’. En voor de boer die zo ver niet wil gaan is er nog altijd ‘ vliegende natuur’.

december 2004

Onder de boom op het erf liggen afgewaaide appelen. De regen slaat tegen de ramen, maar Petrus van der Goot (33), veehouder in Gaasterland, beziet het leven van de zonnige kant. Het is warm in de grote keuken van de Friese boerderij. Moeder van der Goot schenkt thee. Voorzichtig brengt de boerenzoon het porseleinen kopje naar zijn mond.

Samen met zijn twee jongere broers melkt Petrus 250 koeien. Daarnaast telt de boerderij 140 kalveren en 130 ha grond. De drie broers zijn redelijk optimistisch over de toekomst. Niet omdat de melkveehouderij nou zo’n vetpot is, maar vanwege de subsidie voor nieuwe natuur. “Om vogelnesten heen maaien deden we altijd al”, vertelt Petrus. “Maar op de gesubsidieerde percelen bemesten we niet meer en we maaien veel later, als de vogels zijn uitgebroed. In totaal maar twee of drie keer per jaar in plaats van vijf keer. Minder maaien betekent minder hooi, maar ook minder werk. En we krijgen er van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een vergoeding voor. Per saldo houden we er zelfs een beetje geld aan over. Goed voor de weidevogels en goed voor ons. Nou?”
En als mensen uit de stad door de ‘nieuwe natuur’ willen struinen? “Mij best, hoor,” zegt Petrus opgewekt. “Ik ga er alleen geen schelpenpaadjes voor aanleggen.”

Toch zijn veel boeren in Nederland bang om gemarginaliseerd te worden. Ze verliezen letterlijk en figuurlijk steeds meer terrein. Strenge milieuregels, lage prijzen en hoge kosten doen jaarlijks een paar duizend boeren hun ploeg aan de wilgen hangen. Hun grond verkopen ze aan de overheid voor stadsuitbreiding of voor ‘nieuwe natuur’. Of aan andere boeren die kiezen voor uitbreiding om zo hun hoofd boven water te houden. Resultaat: minder boeren maar grootschaliger bedrijven. Kon je vijftig jaar geleden nog met twintig koeien rondkomen, anno 2004 heeft een beetje boer tachtig tot honderd koeien op stal staan.

Het is onder meer deze schaalvergroting die tot de roep om ‘nieuwe natuur’ heeft geleid. Na de tweede wereldoorlog industrialiseerde de landbouw in rap tempo. Dat betekende ruilverkaveling, ontwatering, mechanisatie en monoculturen. Het voordeel van deze modernisering was dat de voedselprijzen daalden. Besteedde een arbeider honderd jaar geleden nog 75% van zijn inkomen aan voedsel, anno 2004 is dat gemiddeld 15%.

Door de lage voedselprijzen steeg de welvaart in Europa zoals nog niet eerder in de geschiedenis was voorgekomen: iedereen een auto, een wasmachine en twee keer per jaar op vakantie. Maar de keerzijde van de medaille was: minder heide, weidevogels, houtwallen, kronkelige paadjes, kreken, poelen, slikken en grienden. Kortom, een steeds minder gevarieerd landschap.

De term ‘nieuwe natuur’ is eigenlijk verwarrend. In feite wil de overheid delen van het landschap terugbrengen in de staat waarin het bestond vóór de modernisering van de landbouw. Hogere voedselprijzen zou boeren in staat stellen om kleinschaliger en natuurvriendelijker landbouw te bedrijven. Maar daar bestaat in de samenleving geen draagvlak voor.

De overheid wil de natuur niet volledig haar gang laten gaan, want dan zou de boel verwilderen. Nieuwe natuur vergt wel degelijk onderhoud – snoeien, plaggen, maaien en sloten schoonhouden – en de overheid wil de boeren hierbij betrekken. Dat past mooi in de oproep tot ‘verantwoordelijkheid’ van het kabinet Balkenende. Daarom heeft het ministerie een subsidieregeling in het leven geroepen. De regeling bestaat al een paar jaar. Steeds meer boeren maken er gebruik van.

De subsidie houdt in dat boeren permanent óf tijdelijk grond uit productie nemen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld houtwallen aanleggen, aan weidevogelbeheer doen, de grond laten verschralen, onder water laten lopen, beplanten – afhankelijk van de 92 door de overheid omschreven ‘natuurdoelpaketten’. Bij de permanente regeling wordt landbouwgrond definitief omgevormd tot ‘natuur’ en daalt daarmee in waarde. Deze waardedaling wordt door de overheid vergoed.

Bij de tijdelijke regeling kan een boer een subsidie voor zes jaar aanvragen voor bijvoorbeeld bloemen zaaien in plaats van mais. Petrus: “Na zes jaar kun je het omgevormde land met botanische bloemen omploegen en er weer maïs op verbouwen. En dan vraag je voor een ander perceel subsidie aan. Dat noemen we hier ‘vliegende natuur’. Mooie vondst. Nou?”

Koos en Thea Segers (beide 48) uit Kockengen in het groene hart bij Utrecht hebben het anders aangepakt. Met hun educatieve veehouderij hebben zij een gat in de markt ontdekt: groepsontvangsten op de boerderij, kinderfeestjes, personeelsuitjes, een ritje op de paardentram, trouwen tussen de koeien; voor elk wat wils. Koos: “Een keertje praten met een echte boer, dat vinden de mensen prachtig. Wij bieden deze dienst aan onder het motto: ‘ontdek de boerennatuur’.”

Boerin Thea wurmt zich in haar overall; de groep voor het verjaardagsfeestje kan elk moment komen. Twee auto’s rijden het erf op; nieuwsgierig blikken een aantal negenjarigen door de autoraampjes voordat ze uitstappen. Ze komen een middagje dollen op de boerderij: spelen in het hooi, koeien uit het weiland halen, kijken bij het melken en pannenkoeken eten op de deel.

Wat kinderen vijftig jaar geleden wel eens meemaakten bij familie of vriendjes thuis, is tegenwoordig een bijzondere attractie. Terwijl de jongetjes op strobalen in de stal hun limonade drinken en de jarige zijn cadeautjes uitpakt, lepelen de koeien onverstoorbaar met hun ruwe tongen het hooi naar binnen. “Waar is die grote borstel aan de muur voor?” wil de jarige weten. “Daar kunnen ze zich tegenaan schurken als ze jeuk op hun rug hebben.” legt Thea uit.

Onder een afdak staan moderne maaimachines en een grote tractor. Want Koos is en blijft wel gewoon een moderne boer. “Prachtig werk,” vertelt hij met een langzame, zware stem die zowel bij de koeien als het publiek respect afdwingt. “Maar ik was gewoon toe aan een nieuwe uitdaging. Ik melk al vanaf mijn twaalfde en wilde wel eens wat anders erbij.”

Dus verkochten de Segers vijf jaar geleden de helft van hun melkkoeien en jongvee. Een van de twee stallen stal richtten ze in als museum met antieke werktuigen, tractoren en rijtuigen. In de andere stal staan nog steeds koeien: ouderwetse Lakenvelders naast moderne Zwartbonte. Koos: ‘Die oude rassen hebben we erbij om uit te leggen waarom ze verdwenen zijn. Een Lakenvelder bijvoorbeeld geeft ongeveer vijftien liter melk per dag. Een moderne koe levert wel er wel dertig. En elke liter telt vandaag de dag. Daarom staan de kalfjes niet meer zoals vroeger de eerste tijd bij moeder in de wei.”

“Er is zoveel wat de mensen niet beseffen,” zegt Koos mild. “Maar ik vind het leuk om het ze uit te leggen. Er zijn zat mensen die denken dat een boer in het weekend vrij heeft, net als zij. Maar een koe heeft elke dag een volle uier en moet elke dag gemolken worden, die houdt geen rekening met zon- en feestdagen.”

De Segers begonnen hun project vanwege het avontuur, niet vanwege het geld. Maar achteraf gezien was het wel een gouden greep. Koos: “Als we deze stap niet hadden gezet, hadden we nu meer koeien moeten melken om het hoofd boven water te houden. Bovendien moet je tegenwoordig van de EU dezelfde hoeveelheid mest over een grotere oppervlakte land verspreiden. Dus heb je als boer meer land nodig en land is duur, vooral hier in het Groene Hart.”

Als de regen is gaan liggen rijdt Petrus van der Goot een rondje door Gaasterland om de weilanden te laten zien die ze in 2004 uit productie hebben genomen. Het verschil met het aangrenzende gebied is niet groot, het ziet er alleen een beetje ‘verrommeld’ uit. Petrus heeft er geen moeite mee. Het is wat hem betreft een kwestie van door welke bril je kijkt. Als dat nou is wat de politiek wil? Hij hoopt dat er pinksterbloemen gaan bloeien. En andere mooie plantjes. “Maar het zullen wel vooral bies, boterbloemen en zuring zijn,” verzucht hij. “En die zijn nog lang niet uitgestorven.” 

Inmiddels is er een vreemde tweedeling tussen natuur en milieu ontstaan. Petrus: “Mensen hebben het altijd over ‘natuur en milieu’, maar dat zijn in wezen twee verschillende dingen. Onze koeien bijvoorbeeld houden wij het hele jaar door noodgedwongen binnen. Het land maaien we en het hooi voeren we aan de koeien die op stal staan. De mest bewaren we in een grote silo om het later veilig in de grond te kunnen injecteren. Dat is beter voor het milieu en kost het minste. Mensen willen nu eenmaal zo min mogelijk betalen voor hun boter, kaas en eieren. Ik kan er soms met mijn pet niet bij. Gewoon de koeien in de wei, dat is toch veel natuurlijker?”

‘Vliegende hectares’


Tot 2018 wil de overheid in totaal 150.000 ha boerenland definitief uit productie nemen voor ‘nieuwe natuur’. De overheid wil dat de boeren zelf deze natuur onderhouden. Boeren ontvangen eenmalig 10.000 tot 35.000 euro per ha voor de waardedaling van hun land. De overheid heeft het budget in 2005 verhoogd zodat meer boeren land uit productie zullen nemen. 

Een andere mogelijkheid is een vergoeding voor ‘vliegende hectares’: na zes jaar kan de boer het land opnieuw gaan bewerken, maar moet dan wel een ander stuk land tot ‘natuur’ omdopen.

Overigens geldt deze subsidieregeling alleen voor de boeren die binnen de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) vallen: de  ‘band’ van natuurgebieden in Nederland.