Eind juni kondigde Eurocommissaris Frans Timmermans wetgeving aan om het gebruik van synthetische bestrijdingsmiddelen in de landbouw met de helft te verminderen. Uiteindelijk doel is geïntegreerde gewasbescherming met pesticiden als laatste redmiddel. Freelancejournalist Janneke Donkerlo sprak met een groot aantal experts en concludeert dat daarmee het paard achter de wagen wordt gespannen.
Disclaimer: dit artikel is onafhankelijk en dus zonder financiële bijdrage van één van de genoemde organisaties tot stand gekomen.
Begin jaren zestig verscheen het boek ‘Silent Spring’ dat wees op het gevaar van pesticiden. Terecht hekelde de auteur Rachel Carson het overvloedig gebruik van persistente middelen zoals DDT. Deze stoffen zijn nauwelijks afbreekbaar en hopen zich op in vetweefsels met desastreuze gevolgen voor mens en dier. Het boek zorgde voor een rigoureuze aanscherping van de toelatingsprocedures. Mede door die eisen (zie kader WC-eend) is de hoeveelheid actieve stof in de afgelopen twintig jaar met zestig procent gedaald 60% gedaald en zijn veel middelen met een hoog risico voor schade aan gezondheid en milieu verboden. Toch blijft het wantrouwen onverminderd groot.
Medicijn of gif
Het probleem in de maatschappelijke discussie over bestrijdingsmiddelen is dat er geen neutrale woorden voor bestaan. Producenten en gebruikers hebben het over ‘gewasbescherming’, tegenstanders over ‘landbouwgif’. En bij het woord ‘gif’ gaan doorgaans alle alarmbellen rinkelen.
Een goed voorbeeld hiervan is het herbicide glyfosaat, de actieve stof in onder meer RoundUp. In 2015 liet het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) weten dat het middel ‘waarschijnlijk kankerverwekkend’ is, maar dat er nog wel meer onderzoek nodig was. Die suggestie werd omarmd door milieuorganisaties zoals Pesticide Action Network, maar bleek bij nader inzien geen stand te houden.
In 2022 is dit nogmaals bevestigd door het ECHA, het Europees agentschap voor chemische stoffen. Hoewel glyfosaat dus niet kankerverwekkend is, bleef het stil op de site van PAN en andere Ngo’s. Sterker nog, op hun sites staan nog steeds alarmerende berichten over het middel.
Wetenschappers van de WUR stellen dat het altijd beter is om geen of zo weinig mogelijk pesticiden te gebruiken. Net als medicijnen, want die slik je ook niet voor je lol. Maar om nu alle middelen als onverantwoord en levensbedreigend te bestempelen, is volgens hen ook geen goede zaak. In het verleden zijn hele oogsten verloren gegaan, bijvoorbeeld door de aardappelziekte. Door het inzetten van gewasbeschermingsmiddelen en resistente aardappelrassen is deze ziekte geminimaliseerd en zijn de opbrengsten toegenomen. En net als bij het succes van poliovaccinaties geldt ook hier: als voldoende boeren de aardappelziekte bestrijden met schimmeldodende middelen, hebben biologische boeren – die niet spuiten – er ook baat bij.
Dosis bepaalt giftigheid
De ‘natuurlijke’ middelen die in de biologische landbouw worden gebruikt (neemolie, pyretrum, koper en kiezelzuur) zijn trouwens ook niet zonder risico voor mens en milieu. Bij hogere concentraties zijn deze ‘natuurlijke stoffen’ uiterst giftig. Net als bij voeding (bijvoorbeeld zout) en medicijnen (bijvoorbeeld paracetamol) en geldt ook voor synthetische en natuurlijke middelen, dat de dosis de werkzaamheid én giftigheid bepaalt.
Overigens gebruiken biologische Franse wijntelers nog koperhoudende middelen om schimmel te bestrijden. Naar verwachting zal het als bestrijdingsmiddel bij de herregistratie in 2025 echter verboden worden. In Nederland is koper al ruim twintig jaar niet meer toegelaten als gewasbeschermingsmiddel. Omdat er geen alternatieven zijn, worden koperverbindingen in Nederland soms toegepast als bestrijdingsmiddel in de biologische teelt onder de dekmantel van ‘koperbemesting’.
Residuen
Criticasters beroepen zich graag op het feit dat eerder toegestane middelen naderhand toch verboden zijn. Voor een deel komt dat door de strengere eisen. Bij elke bijstelling van een inzicht roepen actievoerders nu: ‘Zie je wel, het is niet veilig!’ Daar komt bij dat de meetmethoden zodanig zijn verbeterd dat je altijd wel ergens iets kunt vinden. Dat wil echter nog niet zeggen dat het onveilig is. Residuen zijn vrijwel altijd ver beneden de toegestane normen en excessen van 23 residuen op een bakje aardbeien zijn uitzonderlijk. Wat niet wil zeggen dat die excessen niet bestreden moeten worden. Vandaar een strenge controle. Wetenschappers hebben echter veel meer woorden nodig om iets op een genuanceerde manier uit te leggen, een actiegroep maar één.
Extra aandacht voor gewasbeschermingsmiddelen is niet verkeerd. Maar wetenschappers wijzen er ook op dat we er wel voor moeten oppassen dat we niet gaan generaliseren en denken in zwart of wit, goed of fout. Dat leidt tot onnodige maatregelen. Als Nederland alle synthetische gewasbeschermingsmiddelen zou afschaffen, iets wat sommige Ngo’s bepleiten, zal de voedselproductie hier dalen en zullen supermarkten voedsel uit het buitenland gaan halen waar de eisen minder streng zijn. Daardoor wordt ons eten onnodig duurder, terwijl milieu en gezondheid er weinig mee opschieten.
Angst
Van recente datum is de vermeende relatie tussen blootstelling aan synthetische bestrijdingsmiddelen en de ziekte van Parkinson. Het lastige van Parkinsononderzoek is dat je eigenlijk 10-15 jaar terug moet kijken naar de blootstelling toen, om goed onderzoek te kunnen doen. Met zekerheid kun je zeggen dat de relatie voor Parkinson en de huidige toegelaten middelen (bij zorgvuldig gebruik) heel onwaarschijnlijk is, aldus het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
De Parkinson Vereniging pleit desondanks, samen met twintig maatschappelijke organisaties, voor een zo snel mogelijke en drastische vermindering van het gebruik van pesticiden. Een pleidooi dat eerder lijkt ingegeven door angst dan door de beschikbare feiten. De Europese voedselwaakhond EFSA is daaraan tegemoet gekomen door een onderzoek te starten naar een mogelijke relatie tussen bestrijdingsmiddelen en neurologische ziekten, zoals Parkinson.
Een goede zaak, want zorgen omtrent gezondheid en milieu moet je altijd serieus nemen en niet bagatelliseren, aldus de GGD. Zo kan onzichtbaarheid een gevoel van angst teweegbrengen. Ergens zelf voor kiezen geeft mensen het gevoel van controle; iets verplicht ‘opgedrongen’ krijgen, maakt dat mensen sneller hun hakken in het zand zetten.
Wat ook meespeelt is de relatie met degene die het middel gebruikt. Heb je goed contact met je buurman, dan ben je milder in je oordeel. Als je zelf belang hebt bij een middel omdat anders je inkomen als boer op de tocht staat, maakt dat minder kritisch. Tot slot roepen multinationals bij veel mensen weerstand op: bedrijven met zoveel macht, die kun je beter niet vertrouwen.
Geïntegreerde gewasbescherming
Terug naar de synthetische middelen. De beoogde halvering van het gebruik lijkt mede ingegeven door de angst voor ‘landbouwgif’, aangejaagd door milieuorganisaties en media. Frans Timmermans, architect van de Europese Green Deal koppelt de reductie van middelen aan geïntegreerde gewasbescherming (IPM, Integrated Pest Management). Hierbij ligt de nadruk op resistente gewassen en het gebruik van natuurlijke vijanden zoals sluipwespen en roofmijten, in combinatie met monitoring en – als het niet anders kan – de inzet van synthetische en natuurlijke bestrijdingsmiddelen.
Intussen ligt er wel een verplichting om het gebruik van alleen synthetische middelen te halveren per 2030. Dat is al over zeven teeltseizoenen, terwijl natuurlijke vijanden nog lang niet voor plagen beschikbaar zijn of binnenkort beschikbaar zullen komen. Bovendien moet je oppassen dat je niet onbedoeld invasieve exoten introduceert, zoals het Aziatisch lieveheersbeestje in West-Europa of de Europese hommel in Argentinië. In plaats van dit soort stoerdoenerij om de publieke opinie te behagen, zou Timmermans dan ook beter kunnen inzetten op een onderzoek- en ontwikkelingsprogramma voor geïntegreerde gewasbescherming.
Kader
Wij van WC-eend…
Wie betaalt, bepaalt de uitkomst van de toelating van bestrijdingsmiddelen, beweren milieuorganisaties. Dat is veel te kort door de bocht. Producenten moeten een reeks onderzoeken overleggen over de werkzame stof en de mogelijke effecten ervan op de gezondheid van mens en milieu. Die onderzoeken worden beoordeeld door de European Food Safety Authority (EFSA). De feitelijke beoordeling gebeurt meestal door een van de nationale toelatingsautoriteiten, zoals in Nederland het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Daarbij worden ook de meest recente wetenschappelijke inzichten meegenomen.
De marge voor veilig gebruik, zoals die uit de onderzoeken naar voren komt, wordt altijd nog met een factor 100 verhoogd. Bovendien moeten middelen elke tien jaar opnieuw worden beoordeeld voor herregistratie. Of eerder, als nieuwe inzichten hiertoe aanleiding geven. Zo werd het middel paraquat in 2007 in Nederland verboden voor het einde van de registratieperiode. Ook als blijkt dat een bepaalde actieve stof te vaak normen overschrijdt in het oppervlaktewater dan moet een emissiereductieplan worden opgesteld. Het middel mag namelijk alleen daar terecht komen waar het bedoeld is. Door de strengere eisen zijn de kosten voor toelating sterk gestegen; het kost zo’n 250 tot 300 miljoen euro om een middel op de markt te brengen.
Het Pesticide Netwerk Action (PAN) vindt de huidige toelatingsprocedure een gevalletje van ‘Wij van WC-eend adviseren WC-eend’. De organisatie, die deels wordt gefinancierd door de biologische lobby, neemt die onderzoeken dan ook niet serieus. Wie betaalt, die bepaalt, is het argument. Dat zou een mooie boel worden, aldus CropLife NL die de belangen behartigt van bedrijven die chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen ontwikkelen voor de Nederlandse markt. Ook producenten van fietsen of afwasmachines en van medicijnen zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun product en moeten dus zorgen dat het aan de toelatingseisen voldoet.