Een sigaar uit eigen doos


Luchtkastelen. Zo reageerden Nederlandse boeren en beleidsmakers vijftien jaar geleden als de moerasteelt van lisdodden ter sprake kwam. Inmiddels kijkt men niet meer vreemd op van onderzoek naar en toepassingen van deze vorm van paludicultuur. Freelancejournalist Janneke Donkerlo vroeg zich af waarom de tijd nu blijkbaar wel rijp is voor de lisdodden. En in welke mate. 

Ritselend laat Coen Verboom de gedroogde snippers lisdodde door zijn handen glijden. We staan in een schuur in Dokkum op het terrein van Dokwurk, een plek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Verboom is innovator bij Bouwgroep Dijkstra Draisma. Bij Dokwurk staan verschillende zakken met verschillende fracties. Verboom: “We gebruiken een bestaande sorteermachine. Te grove fracties gaan niet in de machine waarmee we op de bouw spouwmuren volstorten.”

“De lisdodde blijkt prima isolatiemateriaal te zijn. Bovendien zitten we midden in het veenweidegebied waar lisdodden lokaal geteeld kunnen worden. We zouden de snippers uit het buitenland kunnen halen, maar we willen juist dat lisdodden lokaal worden geteeld. Daarmee leveren boeren ecosysteemdiensten, je voorkomt transport over grote afstanden en bovendien is het goed voor de lokale economie.”

Sinds enkele jaren experimenteert het bedrijf met dit materiaal waarmee het op den duur met de opbrengst van honderd hectaren circa duizend nieuwbouwhuizen kan isoleren. Het heeft hiervoor zelfs grond gekocht om enkele hectaren aan proefvelden van nabij te kunnen monitoren. 

De lisdodde – ook wel bekend als ‘de sigaar’ – is bij uitsteek een pioniersplant in drassige grond. Dat geldt ook voor riet. Het verschil met lisdodde is dat riet vooral lange houtige stengels produceert wat het geschikt maakt voor dakbedekking. Van de lisdodde gebruik je de stengels, bladeren en sigaren die boven het water groeien. Behalve voor isolatiemateriaal zijn lisdodden geschikt voor het maken van meubels. Ook kan koffieprut met lisdoddensnippers dienen als substraat voor de teelt van eekhoorntjesbrood en oesterzwammen. 

Bodemdaling

De lisdodde is een moerasgewas, waarbij de plant – net als riet – deels onder water groeit. Moerasteelt – oftewel paludicultuur – is een van de mogelijkheden om bodemdaling van het veenweidegebied te stoppen. Want hoewel de vruchtbare veengronden zeer geschikt zijn voor veeteelt, kleven er ook bezwaren aan. Ontwatering van veenweides is nodig zodat het vee niet met de poten in het water komt te staan. Maar eenmalig ontwateren is geen optie want telkens als het veen – dat duizend jaar geleden onder zuurstofloze omstandigheden is ontstaan – droog komt te liggen, oxideert het en klinkt het in. Elke jaar met ca. 1 cm. 

Door inklinken en opnieuw ontwateren daalt de bodem gestaag. Sommige gebieden in Nederland zijn nu al meters gedaald onder zeeniveau. Als het ontwateren zo doorgaat, zullen er over tachtig jaar bijna geen veenbodems meer over zijn. In de afgelopen 50 jaar is de veendikte in het Friese veenweidegebied met wel 50-80 cm afgenomen. 

VORK schreef al eens over innovatieve manieren van draineren van veenweidegebieden. Maar ook in dat geval wordt de bodemdaling op zijn best afgeremd met 75 procent, en niet gestopt. 

Vernatting

Een andere manier om bodemdaling te voorkomen, is de veengrond terug te geven aan de natte natuur en onder water te zetten. Ook daar kleven nadelen aan. Het onttrekt land aan de agrarische sector en daar worden boeren niet blij van. Bovendien verrommelt het landschap en te ruige natuur is slecht voor weidevogels. Die hebben open, vochtige-natte kruidenrijke graslanden nodig. 

Met paludicultuur blijft boerenland in boerenhand en kan de veenlaag op den duur zelfs weer toenemen. Dat laat natuurboer Albert van der Ploeg zien op zijn proefveldjes met lisdodden in Readtsjerk, bij Dokkum. Van der Ploeg uit Dantumadiel houdt samen met zijn vrouw Betsy Steenbeek op 18 ha grasland 21 Black Angus vleeskoeien en 100 schapen. Hij wijst op een van de veldjes: “Kijk, hier groeien lisdodden nu voor het tweede jaar. Er staat een flinke laag water in. Het veldje ernaast is nu voor het vijfde jaar in gebruik en je kunt er al bijna op staan.”

Ecosysteemdiensten

Lisdodde is niet alleen een nuttig agrarisch gewas, de natte akkers vervullen ook een aantal belangrijke ecosysteemdiensten. Eddy Wymenga van ecologisch onderzoeksbureau Altenburg & Wymenga pleit al langer voor het onderzoeken van paludicultuur als aanvullend verdienmodel in natte veenweiden. Better Wetter (zie kader pag.??) is een programma, van Altenburg en Wymenga met als doel het op gang brengen van een ontwikkeling naar een Fries veenweidegebied met een duurzaam en toekomstbestendig waterbeheer. Een beheer dat ook kansen biedt voor de regionale economie.  

Wymenga: “Vijftien jaar geleden was het voor boeren nog niet meer dan een mooi verhaal als ik de lisdoddenteelt ter sprake bracht. Luchtkastelen, was het oordeel. Maar in Amerika gebruikte men het toen al. Nu de vernatting van veengronden onvermijdelijk is, neemt ook de interesse in Nederland toe.” 

Door de klimaatverandering krijgt Nederland vaker te maken met extremere weerstypes. Zo kan er in korte tijd veel regen vallen. Waterschappen en provincies zien die bui al langer hangen. In Friesland is inmiddels zo’n 98 procent van de oorspronkelijk regelmatig onderlopende weilanden bedijkt en bemalen. De boezems kunnen daardoor de afvoer van overtollig water niet altijd aan. Zonder verruiming van de boezem ontstaat het risico op ongecontroleerde overstromingen. Ook de kans op langdurige en extreme droogte neemt toe. Velden met lisdodden kunnen dienen als wateropvang in natte tijden, en juist als buffer in droge tijden. 

Biodiversiteit

Een andere ecosysteemdienst leveren lisdodden door de opname van nutriënten. Dat is goed voor de biodiversiteit want door jarenlange bemesting van de veenweides is een overschot aan fosfaat ontstaan. Hierdoor krijgen zeldzame planten, die gedijen op armere gronden, geen kans. Met als gevolg uitgestrekte soortenarme raaigrasweiden. Door het oogsten van de lisdodden verarmt de grond. In het algemeen roept het woord verarming geen prettige associaties op, maar voor de bodems kan het juist gunstig zijn. Natuurboer Van der Ploeg: “Tien jaar geleden werd je nog uitgelachen als je begon over biodiversiteit, maar de maatschappij is veranderd. We zien nu dat bepaalde libellen en vogels als de Roerdomp toenemen. Jonge boeren tonen steeds vaker interesse.”

En dan is er nog het punt van de waterkwaliteit. Het uitspoelen van een deel van de mest heeft de waterkwaliteit geen goed gedaan. Ook hier vervullen de lisdodden een maatschappelijke functie. Een serie aan elkaar gekoppelde lisdoddevelden fungeert als helofytenfilter. Kenmerkend voor helofyten zoals lisdodden is hun rhizomenstelsel, bestaande uit dikke, sponzige wortelstokken. In zowel de stengel als de wortelstokken zitten luchtkanalen. Zuurstof uit de lucht wordt getransporteerd naar de wortels en worteluitlopers en in aanwezigheid van deze zuurstof worden toxische stoffen geoxideerd. Als het gaat om giftige elementen is oxidatie dus juist gunstig. 

Verdienmodel

De sigaar uit eigen doos kent ook nadelen. Zowel boeren als afnemers zijn gebaat bij een prijs die kan concurreren met andere isolatiematerialen zoals steenwol. Een boer in het veenweidegebied moet gemiddeld 2.000 – 3.000 euro per hectare verdienen om uit de kosten te zijn. Daar zit het besteedbaar inkomen dan nog niet bij in. 

Verboom van Bouwgroep Dijkstra Draisma: “De opbrengst is naar schatting 12 ton per ha in onbemeste toestand. Met bemesting kun je hogere opbrengsten halen. Maar dat is nou juist niet de bedoeling. Daarom is het belangrijk dat er ook een beloning komt voor de ecosysteemdiensten, maar daar is nog geen wetgeving voor.”

Van der Ploeg: “Met de teelt van lisdodden verdien ik nu zo’n 1.000 euro per hectare. In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van volgend jaar wordt paludicultuur ook meegenomen als agrarisch gewas, dus dat is gunstig. Maar het is nog steeds niet genoeg.”

Een derde inkomstenbron vormen CO2-certificaten, waarmee andere bedrijven hun CO2-uitstoot kunnen compenseren. De certificaten (ook wel bekend als Valuta voor Veen) maken het mogelijk om aantoonbaar CO2 te besparen in het veenweidegebied waarmee de inkomstenderving van agrariërs kan worden gecompenseerd. Een ha lisdodden neemt wel drie tot vier keer meer CO2 op dan een ha bos. Daar valt dus wel wat mee te verdienen. 

De controlerende instantie is de Stichting Nationale Koolstofmarkt. De certificaten kosten 75 euro per stuk (per ton CO2) en zijn voorzien van unieke serienummers. De certificaten hebben een looptijd van 10 jaar. Van der Ploeg: “Dat is mooi, maar kun je daar als boer ook op blijven rekenen? Je moet er wel je bedrijfsvoering voor omgooien en dat is vrijwel onomkeerbaar. Dat is lastig als het beleid van de overheid verandert.” 

Lisdoddenteelt is hoe dan ook niet de enige oplossing van het Nederlandse veenweidegebied. Voor gebieden die laag liggen kan het een goede aanvulling zijn op al bestaande bedrijfsvoering. Van der Ploeg: “Daarbij moeten we waken voor nieuwe monoculturen met alle eentonigheid en onherroepelijke ziektes die dan de kop opsteken, van dien. Je moet bovendien stroken grond overhouden om de lisdodden vanaf de kant te kunnen maaien.” Intussen is de Bouwgroep bezig met opschalen van de teelt als isolatie- en bouwmateriaal. Verboom: “Daarmee verwachten we dat boeren ook een hogere omzet kunnen halen.”

Better wetter 

Door Better Wetter is een breed samenwerkingsverband ontstaan in Noordoost-Friesland. Deelnemers zijn de gemeenten Noardeast-Fryslân, Dantumadiel, Provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân, Bouwgroep Dijkstra Draisma, de onderwijsorganisaties Nordwin College en Hogeschool Van Hall Larenstein en maatschappelijke organisaties, waaronder het agrarisch collectief Noardlike Fryske Wâlden, It Fryske Gea, Staatsbosbeheer en de Friese Milieufederatie. De aanpak gaat in nauwe samenwerking met de Ondernemersfederatie Noordoost Fryslân, lokale ondernemers en de Kenniswerkplaats Noordoost Fryslân.