Natuurbeheer door begrazing is een vak apart


Sinds de jaren tachtig worden grote en kleine grazers ingezet in natuurgebieden. Van schotse hooglanders tot herefords, konikpaarden, blaarkoppen, exmoor pony’s en heideschapen. Begrazing moet natuurterreinen openhouden en de biodiversiteit bevorderen. Hoe goed werkt dat, en wat mag het kosten? vroeg freelance journalist Janneke Donkerlo zich af.

Oktober 2021

Terwijl ze hun oren spitsen als de herder op zijn fluitje blaast, rennen vier bordercollies rond de schapen die zich tegoed doen aan het kruidenrijke grasland. De kudde van stichting Schaapskudde Hof van Twente bij Markelo bestaat in de winter uit tweehonderd Drentse heideschapen. Schaapsherder Jos Duurland: “De winterkudde wordt gedekt en krijgt lammeren in het voorjaar. De jonge rammen en ooien van vorig jaar worden geslacht of verhuizen naar een andere kudde.” 

Schapen en geiten 

Ook ’s nachts blijven de dieren buiten, zomer en winter, wel altijd met een afrastering eromheen. “In voorjaar, zomer en herfst trekken we zeven dagen per week over de heide.” Met ‘we’ bedoelt Duurland de andere vijf herders. In totaal 1,5 fte. Gestaag begeleiden de honden de kudde naar de aangrenzende Borkeldse heide, een uitgestrekt natuurgebied van zo’n 650 ha groot. Een van de honden trekt een sprintje naar een schaap dat van de kudde afdwaalt. Hup, terug jij. 

Zo golft de witwollen troep al grazend verder, onderweg de aandacht trekkend van wandelaars. Vijf dieren steken met kop en hoorns boven de schapen uit. “Dat zijn Nederlandse Landgeiten, een oud-Nederlands geitenras,” legt Duurland uit. “De iets hogere jonge boompjes die de schapen laten staan, nemen de geiten voor hun rekening; met hun hoorns buigen ze de stammetjes om en vreten ze kaal.” 

De kunst van het begrazen 

Sinds eind jaren tachtig worden grazers ingezet in natuurgebieden. De eerste grazers waren enkele Schotse Hooglanders die als proef losgelaten werden op de Imbosch (Veluwezoom). Daarna nam het aantal schaapskuddes en semi-wilde koeien en paarden snel toe. Doel van de begrazing is het openhouden van natuurterreinen, het voorkomen van vergrassing en het bevorderen van de biodiversiteit. Momenteel lopen naar schatting in Nederland 20.000 grote grazers op 80.000 ha. Het grootste natuurgebied is de Veluwe met, naast schapen, pony’s en runderen – die onder de veewet vallen – ook wilde dieren zoals zwijnen en edelherten. 

De vijf meest voorkomende ecosysteemtypen zijn: Moeras, Heide, Open duin, (Half)natuurlijk grasland en Bos. Duurland: “Wat wij nu natuur noemen zijn cultuurlandschappen die in de loop der eeuwen door menselijk ingrijpen zijn ontstaan. Als we niets doen, zal Nederland weer worden wat het ooit was: bos. De kunst is om niet te veel te begrazen – dan krijg je een kaalgevreten landschap – maar ook niet te weinig, want dan groeit het gebied alsnog dicht.” 

De schapen en geiten van het Hof van Twente zijn niet kieskeurig, ze eten ook zeldzame gentianen of orchideeën. “Daarom letten we goed op waar wat groeit en laten we de kudde er pas grazen als zeldzame planten zijn uitgebloeid,” vertelt Duurland. “Ontwormen van een schaap doen we alleen als het echt nodig is, en een ontwormd schaap houden we een paar dagen buiten het gebied om te voorkomen dat het gif in de natuur komt.”

Prijskaartje

Aan het beheer hangt wel een prijskaartje. Het scheperen en onderhouden van de kudde is niet gratis. Begin dit jaar luidde Duurland de noodklok. Zonder aanvullende subsidie van de provincie zou er niets anders opzitten dan de kudde op te doeken. Duurland: “Onze onkosten liggen voor 2/3 vast. Een deel daarvan bekostigen we uit evenementen en de verkoop van wol en schaapsvlees, maar dat is bij lange na niet genoeg. Probleem is dat de vergoedingen van de overheid en de EU fluctueren. Neem nu de jaarlijkse graasdierpremie van 23 euro per schaap, deze is dit jaar omlaag gegaan naar 19 euro.” 

Er zijn ook boeren die biologisch voedsel produceren en daarvoor gebruik maken van natuurgebieden. Zoals boer Jan Wieringa van Veld-en-Beek bij Doorwerth. Het bedrijf telt honderdvijftig blaarkoppen. Vijftig koeien en hun kalveren grazen op een eigen huiskavel van 15 ha. De kalveren worden na drie maanden gespeend, de koeien worden intussen wel gemolken. Zo’n vijftig stuks jongvee graast op 50 ha voormalige akkers langs beken; de overige blaarkoppen zijn ossen die het hele jaar rondstruinen op 450 ha hei totdat ze na twee jaar naar de slacht gaan. 

Wieringa: “De betreding van de heide door de ossen zorgt voor een onregelmatige structuur, dat is goed voor de biodiversiteit. Overigens ben ik het er niet mee eens dat beheer altijd verschraling moet opleveren. Uiterwaarden en beekgronden zijn van nature rijk, ook daar komen bijzondere planten en dieren voor. Verschraling is bijna een religie geworden.” 

Ook de dieren van Veld-en-Beek krijgen af en toe medicijnen. Wieringa: “Maar alleen curatief, niet preventief. Momenteel experimenteren we met mirre, de hars van een boom. Er zijn aanwijzingen dat mirre helpt tegen wormen. Een uierontsteking gaat vaak vanzelf over. Soms sterft een kwartier daarbij af, maar dat maakt niet uit voor de hoeveelheid melk. Als het niet anders kan, grijpen we natuurlijk wel in.” 

In totaal pacht Wieringa 400 ha natuurgrond van Staatsbosbeheer, een pacht die in enkele jaren is verdertienvoudigd. Dat het bedrijf kan overleven komt door de unieke opzet: “We hebben een coöperatie met 3.330 leden die in vijf verschillende onbemande winkels zelf hun inkopen (groente, fruit, brood, vlees en zuivel) doen. Met een sleutel kunnen ze naar binnen en ze schrijven zelf op wat ze meenemen. Aan het eind van de maand krijgen de leden automatisch een rekening.” Daarnaast beurt Wieringa over de landbouwgrond een hectarevergoeding uit het GLB. 

Elanden en exmoor pony’s

Jaap en Dorien Mekel van Mekelogisch Beheer doen ook aan natuurbeheer, onder meer door begrazing. Door schade en schande is Mekel wijs geworden. “Op het Fochtelooerveen hebben wij jaren geleden 50 runderen en 80 bokken uitgezet. Er waren destijds nog koude winters. Toen het begon te vriezen konden de dieren bij takken waar ze eerder niet bij konden. Met het invallen van de dooi konden we elke dag wel een paar dode dieren uit het water trekken. Heel naar was dat. De waterpartijen uitrasteren was niet mogelijk. We wilden daarna elanden uitzetten, die zijn dat soort omstandigheden gewend. Het had heel goed gekund, maar Natuurmonumenten durfde het niet aan.” 

Eind jaren negentig zette Mekel elders paarden in. “De zogenaamde wilde Konikpaarden uit Polen hielden geen afstand van het publiek; ze bleken meer gedomesticeerd en tammer dan we hadden gedacht. Toen zijn we overgestapt op Exmoor pony’s. Hun mitochondriaal DNA komt voor 98% overeen met het prehistorische oerpaardje. Duizend jaar geleden leefden het oerpaard in veen- en heidegebieden en werd beschreven als ‘wildebeest’. Het is een geweldig ras. Ze houden goed afstand tot het publiek en zijn bovendien volledig zelfredzaam. Ook als het voedsel schaars is, vermageren ze nauwelijks omdat ze altijd wel iets eetbaars weten te vinden. Ook het giftige Jacobs Kruiskruid verteren ze goed. Al met al zijn ze heel gezond: de maag van de exemplaren die we selecteren voor de slacht bevatten vaak een flinke handvol horzellarven. Dat deert ze blijkbaar niet.” 

De ezel en de wolf

Bang voor de wolf is Mekel niet. Integendeel. “In het wild doodt een roedel wolven de zwakste exemplaren, dat vind ik niet erg. We nuttigen zelf dieren, dan mogen we de wolf niet verwijten dat die ook wil eten.” Dat hij daardoor inkomsten misloopt, vindt Mekel ook niet erg. “Het leven draait niet alleen om geld.” 

Schaapsherder Duurland daarentegen is er helemaal niet blij mee dat wolven uit Oost-Europa zich nu ook in Nederland vestigen. “Toen de EU de jacht op wolven verbood, werd hun leefgebied te klein. Ook in Nederland zal de wolf zich voortplanten en steeds meer een gevaar vormen voor onze kudde en andere dieren. Een wolf hou je alleen tegen met een betonnen muur van drie meter hoog. Op internet circuleert een verhaal dat een ezel helpt tegen wolven. Ja, in Roemenië waar herders voorheen buiten sliepen met de kudde. De ezel die ze bij zich hadden, begon bij het naderen van wolven hard te balken en alarmeerde zo de herder. Met een geweer kon hij de wolven vervolgens op een afstand houden.” 

Voorkomen bosbranden

Intussen is er een andere discussie gaande over de kosten van de inzet van graasdieren. Waarom niet simpelweg maaien? Of de bovenlaag van een perceel met de shovel verwijderen zodat de grond verschraalt? “Onzin,” vindt Duurland en wijst op een terrein met bomen waar de heide er dood bijligt. “Als je de heide maait, duurt het tien tot vijftien jaar voordat deze zich heeft hersteld. Maar ja, het is natuurlijk wel veel goedkoper … .” 

Mekel: “Door verschillende soorten grazers in een gebied te laten, krijg je meer variatie. Runderen en pony’s begrazen de plekken waar ze hebben gepoept een poos niet. Maar waar een rund heeft gepoept, graast een pony weer wel, en omgekeerd.” 

Ook voor het voorkomen van bosbranden kunnen grote en kleine grazers nuttig zijn. Dit geldt met name voor gebieden die geleidelijk dichtgroeien met struikgewas. Fons van der Plas van de WUR deed samen met onder meer Duitse en Portugese wetenschappers onderzoek in het kader van Grazelife. Zij ontdekten dat grote herbivoren – waaronder tam vee, wilde en halfwilde herbivoren – een natuurlijke oplossing kunnen vormen om het risico van bosbranden te verminderen. 

In Nederland, waar vrijwel elk stukje grond een bestemming heeft, zal dat minder snel voorkomen. Maar in een droge zomer hoeft een automobilist maar een peuk uit het raam te gooien, waardoor de berm in brand vliegt en de brand zich kan uitbreiden naar een aangrenzend natuurgebied. Door de klimaatverandering zullen natuurbranden in vele delen van de wereld waarschijnlijk steeds heviger worden. Ook hier hebben grazers dan een belangrijke functie.