‘Ik had het gevoel dat er niets was om voor te leven’
Na zijn hele jeugd lang thuis mishandeld te zijn, wilde Jake een tijdlang liever dood. Het gaat nu beter met hem. Hij woont zelfstandig en krijgt binnenkort passende hulp. ‘Ik denk altijd: doodgaan kan morgen ook nog.’
november 2018
‘Pas op mijn zestiende, toen ik niet meer uit bed wilde komen, mezelf beschadigde en liever dood wilde zijn, kwam de hulpverlening in actie. Ik werd onmiddellijk in een gesloten inrichting geplaatst. Telkens opnieuw werd ik doorverwezen naar een andere inrichting, waar ik dan wel de juiste hulp zou kunnen krijgen. Niet dus. In een jaar tijd ben ik vijf keer verhuisd. Overal vonden ze me “te complex”, puur en alleen vanwege mijn doodsverlangen.’
Niets in de gaten
‘Tot mijn zestiende ben ik door mijn vader en oudere broer mishandeld. Mijn vader is alcoholist, mijn broer is autistisch en zwakbegaafd, beiden zijn zeer gewelddadig. We hadden regelmatig politie en hulpverleners over de vloer. Alle aandacht ging dan naar mijn belagers. Als kind had ik niet in de gaten dat ik in niet- normale omstandigheden leefde, daarom trok ik niet aan de bel. Maar buitenstaanders hadden moeten signaleren dat mijn thuissituatie extreem onveilig was. Ook op school hadden ze niets in de gaten; het begrip ‘probleemkinderen’ kenden ze niet. Zelfs toen we een keer een ‘familiewerkstuk’ moesten maken en ik als belangrijkste gebeurtenis vermeldde dat ik thuis mijn arm had gebroken, ging er geen lampje branden.’
‘Mijn ouders hadden een knipperlichtrelatie. Als mijn moeder in een Blijf van mijn Lijf-huis zat, woonde ik zolang bij mijn oma; die was er ten minste altijd. Pas later, toen mijn vader voor de zoveelste keer dronken van zijn scooter was gevallen en met een hersenbloeding in het ziekenhuis lag, heeft mijn moeder hem definitief verlaten. Ze erkent nu dat ze al die tijd onvoldoende oog voor mij heeft gehad. Ik neem haar niets kwalijk. Op haar manier doet ze erg haar best.’
Nieuw trauma
‘Op mijn zestiende wilde ik dus ophouden te bestaan. Ik had het gevoel dat er niets was om voor te leven. Ik voelde geen verbinding met de mensen om me heen en zag geen toekomst meer. Daarom sloten ze me op, maar ik werd nooit behandeld voor mijn trauma’s. Sterker nog, ik kreeg er een groot, nieuw trauma bij. Soms sprongen er wel acht hulpverleners op mijn nek als ik angstig was en in paniek raakte. Dan werd ik in de isoleercel gezet. Dat heeft mijn vertrouwen een enorme deuk gegeven. Dat mijn vader en broer niet representatief waren voor de normale wereld, dat wist ik inmiddels wel. Maar dat hulpverleners mij ook pijn konden doen, daar kan ik nog steeds niet bij. Helaas heb ik in die tijd mijn school niet kunnen afmaken. Ik zat op het vwo, maar waar ik zat hadden ze alleen vmbo-lesstof in huis. ‘Ga maar televisie kijken’, zeiden ze dan. Op mijn achttiende hield de verantwoordelijkheid van Jeugdzorg op en moest ik het verder zelf maar uitzoeken. Ik kon alleen nog terecht bij de ggz.’
‘Ik ben nu twintig en woon zelfstandig. Gelukkig heb ik te gekke woonbegeleiders. De afgelopen twee jaar ben ik hard op zoek geweest naar de juiste behandeling, want ik kamp nog steeds met depressies. Ook door de hulpverleners van de ggz, waar ik verschillende keren heb aangeklopt, voel ik me enorm in de steek gelaten. Net als Jeugdzorg hebben zij me wel tien diagnoses opgeplakt: van depressie en angststoornis tot autisme en borderline. Maar behandelen, ho maar. Bij een intake zei iemand eens letterlijk dat ze niet het risico wilden lopen dat ik in hun instelling zelfmoord zou plegen. Vervolgens werd ik telkens van het kastje naar de muur gestuurd.’
Niet achterlaten
‘Ik denk nog regelmatig aan de dood, vooral als ik me angstig en depressief voel. Contact maken vind ik op zo’n moment moeilijk, want ik wil anderen niet tot last zijn. Mijn conclusie in die gemoedstoestand is dat ik maar beter dood kan zijn. Het feit dat ik nog leef, komt door twee dingen. Ten eerste ben ik bang dat een zelfmoordpoging me niet zal lukken. Ten tweede denk ik op die momenten altijd: doodgaan kan morgen ook nog. Bovendien heb ik een vriend gehad die voor de trein is gesprongen. Het feit dat ik geen afscheid heb kunnen nemen, vind ik vreselijk. Deze overleden vriend heeft me laten ervaren hoe pijnlijk het is om achter te blijven. Ik heb nog een broertje, dat twaalf jaar jonger is dan ik. Hem wil ik niet ook opzadelen met een jeugdtrauma.
Gelukkig sta ik nu op de wachtlijst bij het Sinaï Centrum in Amstelveen, een centrum voor vroegkinderlijk getraumatiseerden. ‘Over een paar weken kan ik daar waarschijnlijk terecht. Zolang er nog hoop is op verbetering, geef ik niet op’.
Jake’s adviezen voor hulpverleners en leerkrachten
Neem kinderen en jongeren serieus als gesprekspartner
Zet het belang van de jongere voorop, ook als dat lastig is wat betreft zorgtrajecten en vergoedingen door verzekeraars
Maak echt contact en geef om je cliënt (ipv het afwerken van een protocol)
Let op signalen en vraag door
Zet geen jongeren in de isoleercel (Dat is in de ggz en jeugdzorginstellingen toegestaan, hoewel het wordt ontraden)
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.