De roep van de Veldleeuwerik


Onder de vleugels van de Stichting Veldleeuwerik nemen ruim vierhonderd akkerbouwers verspreid over heel Nederland maatregelen om de bodemvruchtbaarheid te verbeteren. Een kwestie van lange adem, maar extra aandacht voor de bodem betekent dat ze minder kosten maken, gezondere gewassen telen, het milieu sparen en hogere opbrengsten halen. Veldleeuwerik is een vorm van ‘verduurzaming’ zonder vaste criteria en afvinklijstjes, maar ook zonder premie op producten. Janneke Donkerlo ontdekte dat de motivatie van de akkerbouwers vooral voortkomt uit liefde voor hun werk en voor de natuur.

Maart 2016

Ooit een veldleeuwerik gezien of gehoord? Dat vogeltje met zijn juichende trillers, hoog in de lucht op een zonnige lentedag? Dan heb je geluk gehad, want het gaat niet goed in Nederland met deze gevederde diersoort die graag broedt in landbouwgebieden. Volgens de vogelbescherming daalde het aantal van een half miljoen in de jaren 70, tot nog geen 50.000 in 2015. Te weinig nestplekken en onvoldoende insecten om zich mee te voeden, zijn de belangrijkste oorzaken. Het is niet voor niets dat boeren hun duurzaamheidsinitiatief Veldleeuwerik noemen. Zoals ooit de kanarie voor de mijnwerkers, zou de Veldleeuwerik voor boeren de graadmeter kunnen zijn voor een duurzame landbouw. En die begint met een goede bodem.

Bodem als basis

Als ik in februari door de Flevopolder naar akkerbouwer Adrie Vermeulen rijd, kom ik onderweg langs percelen waar zoveel water op staat dat je er bij vorst zowat op zou kunnen schaatsen. ‘Slecht teken,’ zegt Vermeulen als we bij hem thuis aan de keukentafel zitten. ‘Op zo’n verdichte grond kan de regen niet weg. Het water blijft staan terwijl – gek genoeg – de ondergrond verdroogt en verhardt. Bodemvruchtbaarheid is vooral een kwestie een goede bodemstructuur. Ik benijd de boer niet die hier straks zijn gewas op moet verbouwen.’

Vermeulen stond in 2008 met tien andere boeren aan de wieg van Stichting Veldleeuwerik. ‘Voorheen zagen we ziekten en plagen als geïsoleerde problemen die je kon oplossen met geïsoleerde middelen,’ vertelt Vermeulen. ‘Als mijn gewas niet zo goed groeide of een ziekte kreeg, dan strooide ik extra kunstmest of ik ging rond met de spuit. Maar met een goede bodem heb je vanzelf minder problemen.’ Vermeulen dankt zijn nieuwe inzichten aan de grote overtuigingskracht van bodemkundige Coen Ter Berg: ‘Coen heeft ons geleerd om de bodem te ‘doorgronden’. 

Volgens Coen ter Berg hebben planten meer nodig dan voldoende primaire voedingsmineralen. ‘Het belangrijkste is de bodem als geheel. Een bodem die voldoende lucht, water en een actief bodemleven bevat.’ Ook na veertig jaar is voor Ter Berg elk perceel weer een verrassing: ‘Er zijn allerlei theoretische modellen, bijvoorbeeld over hoe water zich in de grond beweegt. Maar bodems zijn zo divers, de praktijk is altijd net even anders. Het is elke keer een uitdaging, daar raak ik nooit op uitgekeken.’ 

Onlangs werd Ter Berg gebeld door een boer waar hij twintig jaar terug was geweest: ‘Toen die man zijn grond beschreef, wist ik het meteen weer. Zijn bodem was destijds ontzettend verdicht. Door het gebrek aan zuurstof was er bijna geen bodemleven, waardoor er nauwelijks poriën waren waarin het gewas kon wortelen. Zijn bloemkolen en uien wilden daarom niet goed groeien. Ik adviseerde hem zijn gewassen minder vaak op dezelfde plek te telen, en om een tijdje veel vaste stalmest te gebruiken. Na al die jaren belde hij me om te vertellen hoe mooi rul de bodem geworden was. Het is een kwestie van een lange adem, maar boeren krijgen zo wel meer plezier in hun werk’, aldus Ter Berg.

Geen schroefjesfabriek

Die ‘lange adem’ is meteen ook een zwakke schakel. Landbouw is geen industrieel proces. Een boerderij is geen schroefjesfabriek. De natuur kent haar eigen wetten, die kun je niet dwingen, wel begeleiden. Dat kost uithoudingsvermogen en geduld. Intussen moeten boeren wel op tijd hun betalingsverplichtingen aan de bank voldoen.

Vermeulen is met zijn 160 ha evengoed ‘dolgelukkig’ dat hij voedsel mag en kan verbouwen, ook al is het vaak in weer en wind. De akkerbouwer heeft zijn grond verbeterd door een vruchtwisseling van 1 op 5 (in plaats van 1 op 3), een zorgvuldige grondbewerking (niet met te zware machines werken en zeker niet als het te nat is) plus het gebruik van stalmest, groenbemesters en wintertarwe. Met het graan verdient Vermeulen heel weinig, maar door de stoppels na de oogst onder te ploegen wordt de grond mooi luchtig en wordt het bodemleven gevoed. Dit zorgt voor een grond waarin juist de ‘dure’ gewassen (uien, wortelen en pootaardappelen) goed gedijen. Door de goede kwaliteit van de dure gewassen wordt de lage prijs van het graan ruimschoots vergoedt.

Natuurlijk is niet elk jaar een succes. Vermeulen: ‘Afgelopen jaar was een slecht uienjaar. Toen we zaaiden in maart was het schitterend weer en het gewas kreeg een goede start. Maar daarna werd het koud en guur en dat duurde heel lang. De jonge stengels stonden er heel dunnetjes bij. Vaak heb ik bezorgd over het land gelopen. Ik hield mijn hart vast, als dat maar goed zou komen. Uiteindelijk viel het enorm mee, ook al was het geen topopbrengst. Op een bodem van slechte kwaliteit was dat niet gelukt.’

Heeft een duurzamere landbouw ook invloed op de kwaliteit van ons voedsel? Volgens Jan Willem Erisman van het Louis Bolk Instituut is inmiddels bekend dat planten meer dan 20.000 stoffen bevatten. ‘Daarvan kunnen we er misschien 5.000 aantonen. Dan moet je dus niet alleen denken aan eiwitten, vitaminen en mineralen maar ook aan antioxidanten en andere secundaire metabolieten. Een eenzijdige bemesting met veel stikstof zorgt voor grotere planten (en meer kilo’s), maar ze bevatten relatief minder essentiële voedingsstoffen. We weten niet wat de functie is van de stoffen die we nog niet kennen, laat staan dat we weten wat de interactie tussen al deze stoffen voor onze gezondheid betekent.’

Onderlinge steun en onafhankelijk advies

Steeds meer akkerbouwers worden lid van Stichting Veldleeuwerik. De inmiddels vierhonderd leden zijn goed voor 8,7 procent van het Nederlandse akkerbouwareaal. Wat het project voor deze boeren zo aantrekkelijk maakt is de onderlinge steun, en het onafhankelijke advies. Vermeulen: ‘Als landbouwondernemer sta je er toch vaak alleen voor. Vroeger organiseerde de landbouwvoorlichting bijeenkomsten. Maar die is ca. vijftien jaar geleden geprivatiseerd. Het advies dat we daarna kregen, kwam van de toeleverende bedrijven die ons ook meststoffen en bestrijdingsmiddelen verkochten. Dat wringt natuurlijk, vooral als je naar een meer structurele oplossing zoekt voor de uitdagingen waar je als boer mee te maken krijgt.’

Er zijn nu veertig groepen. Elke groep telt tien akkerbouwers die zeven keer per jaar bij elkaar komen om hun ideeën en problemen te bespreken. Dat is niet vrijblijvend. Als collega’s kunnen ze veel tegen elkaar zeggen. Vermeulen verhuurt bijvoorbeeld een deel van zijn land aan een tulpenboer. ‘Hoe kun je dat nou doen, Adrie’, merkte een collega een keer op, wetende dat er in de bollenteelt meer gif wordt gespoten. Toen zat Vermeulen wel even met het zweet in zijn handen. Maar die bollen brengen goed geld op en dat wil hij niet laten liggen. 

‘Stel nu’, vraag ik aan Henk Heinhuis, directeur van Stichting Veldleeuwerik, ‘dat alle 70.000 boeren in Nederland zich bij dit initiatief zouden aansluiten? Hoe duurzaam is de landbouw dan?’

‘Dat is lastig te zeggen’, aldus Heinhuis. ‘Voor duurzaamheid bestaan (nog) geen harde criteria. Tegelijkertijd is dat ook de kracht van het project’, benadrukt hij. ‘Boeren willen niet opgelegd krijgen wat ze moeten doen. Met steun van elkaar, en met advies van deskundigen, bepalen ze gaandeweg zelf wat duurzaamheid is.’

De veldleeuwerik zelf moet nog even geduld hebben. Af en toe hoort Vermeulen er wel eentje, maar toch minder vaak dan zes jaar geleden. De akkerbouwer weet dat de vogels graag broeden op open plekken in het graan. Daarom draait hij bij het zaaien de machine hier en daar even dicht. Vermeulen: ‘Zo ontstaat er een soort landingsbaan van drie bij vier meter. Die paar meter kan ik wel missen. Maar daarnaast zou het ook goed zijn om brede akkerranden met wilde bloemen in te zaaien. Dat trekt insecten die de vogels eten. Al die bloemen zijn natuurlijk ook erg mooi om te zien. In de jaren negentig was er subsidie voor en ik heb het ook een tijd gedaan. Maar toen de subsidie wegviel, ben ik ermee gestopt. De samenleving kan nu eenmaal niet verwachten dat boeren overal verantwoordelijk voor zijn,’ aldus Vermeulen.

Stichting Veldleeuwerik

Stichting Veldleeuwerik begon in 2008 als een proefproject van bierbrouwer Heineken. Ook deskundigen op het gebied van landbouw en duurzaamheid – het Louis Bolk Instituut en het Centrum voor Landbouw en Milieu – werden bij het proces betrokken. Uitgangspunt was de autonomie van de boeren; de betrokken telers zouden hun eigen tempo en traject bepalen. Heineken stelde een miljoen beschikbaar; de EU lapte 145.000 euro bij. 

Begin 2016 zijn 400 akkerbouwers lid van Veldleeuwerik. Zij betalen lidmaatschap, krijgen advies bij het teeltplan en komen regelmatig bij elkaar om ideeën uit te wisselen, elkaar te steunen en – zo nodig – te bekritiseren. Er is sprake van een ‘inspanningsverplichting’ op tien verschillende ‘duurzaamheidsindicatoren’. Daarvan is bodemvruchtbaarheid voor de boeren het meest van belang.