Update: dit artikel is uit 2006. De foto is van Dimitri in het artikel, genomen in 2018. Hij woont nu legaal in Nederland en maakt nog steeds muziek.
Als illegaal een leven leiden in Nederland: het kan. Afrikaan Thomas runt een alternatief café, de Braziliaanse Anna maakt schoon en Dimitri uit een voormalige Sovjetrepubliek zit in een bandje. Ze houden zich gedeisd, hebben de blik op oneindlig gezet en dromen van een Nederlands paspoort. Ze moeten alleen niet te vaak ziek worden.
Elke woensdag- en zondagavond kookt Thomas een biologische driegangenmenu en serveert deze aan huisgenoten, buurtbewoners en andere klanten van buiten het wooncollectief waar hij woont. Voor vier euro krijgen zijn klanten een volledige maaltijd. De kruidenthee erbij is gratis. Vanavond staat als voorafje een linzensoep op het menu. Als hoofdgerecht een groententaart met tofu en kaas en een gemengde salade. Het toetje is een kleurig palet van gestoofde appel met kaneel en verse vruchten met slagroom.
Het ‘eetcafé’ bestaat uit een bar, twee grote tafels en een brede vensterbank met kussens. Achter de bar is het keukentje. Een smalle ruimte met een fornuis en een gootsteentje. Vanaf half zeven druppelen de klanten binnen. Met een beetje inschikken kunnen veertig mensen aanschuiven. Zo verfijnd als de maaltijden zijn, zo bescheiden is het bestek. De klanten moeten het doen met een diep bord en één lepel.
‘Even doorgeven!’ Een vrouw aan de bar reikt borden met dampende soep naar de mensen die achter haar aan een tafel zitten. ‘Ik kom hier bijna elke week’, vertelt ze. ‘Ik woon om de hoek. Het eetcafé is een beetje het verlengstuk van mijn woonkamer. Er komen leuke mensen, de sfeer is echt relaxed. En het eten is altijd goed en ontzettend lekker.’
Het roezemoest terwijl de lepels tikken. Een laatkomer schuift aan en krijgt ook een bord aangereikt. Als de soep genuttigd is, vindt het doorgeefproces in omgekeerde volgorde plaats. Een meisje wipt van haar stoel en helpt Thomas de borden en lepels af te wassen, zodat het volgende gerecht opgeschept en doorgegeven kan worden. Om negen uur is de maaltijd voorbij. Sommige klanten steken nog een sigaret op en keuvelen wat na. Voordat ze vertrekt, geeft Thomas het meisje een knuffel voor haar hulp bij het afwassen.
‘Met het eetcafé verdien ik net genoeg om de huur van mijn kamer en mijn eten van te betalen,’ vertelt Thomas terwijl hij de stoelen onder de tafels schuift. ‘Een maal per week haal ik een groententas op bij de biologische winkel. Dan doe ik meteen de rest van mijn boodschappen. En wat er na afloop overblijft, eet ik zelf de dagen daarna.’
Briefje in de bus
Op een andere plek in Nederland wonen Peter en zijn vrouw. Ze zijn erg gehecht aan hun schoonmaaksters. Elke week om klokslag negen uur halen de twee twee Braziliaanse zusjes dweilen, sponzen en schoonmaakmiddelen uit de kast. Anna is al het langst ‘in dienst’. Ook vandaag gaat ze – mobieltje in kontzak van haar spijkerbroek gestoken – voortvarend aan de slag. Anna poetst de keukenkastjes, het aanrecht en het kookeiland, terwijl haar jongere zusje Teresa in een wat rustiger tempo het grote roestvrijstalen fornuis van binnen en buiten boent tot het weer blinkt zoals een designfornuis behoort te blinken. Zonlicht valt op een hoek met kinderspeelgoed. Anna gooit het raam open waardoor de frisse lucht van buiten zich vermengt met de geur van bright & clean.
Peter zet koffie en probeert niet in de weg te lopen. Hij is computerdeskundige en heeft een bedrijf aan huis. Toen hij zes jaar geleden een handgeschreven briefje in de bus vond met de tekst: ‘Ik kan goed schoonmaken’ met vermelding van een 06 nummer, was hij nogal in zijn nopjes. Zijn vrouw zou binnenkort definitief bij hem intrekken en met een baby op komst werd het hoog tijd dat het huis aan wat hogere hygiënische maatstaven zou voldoen. Beiden werkten fulltime maar Peter was het meeste thuis. “In het begin was het hier echt een rotzooi, zegt Anna terwijl ze de stofzuiger tevoorschijn haalt. Ze is nu eenmaal even helder in haar poetswerk als in haar mening. ‘Ik zag wel dat het vies was,’ beaamt Peter volmondig, ‘maar ik kwam er gewoon niet aan toe, wist niet waar ik moest beginnen. Ik vind het nu heerlijk als het schoon is; het ruikt altijd zo lekker als Anna is geweest.’
Spelen, folderen, schilderen
Het huis waar Dimitri elke week met zijn band oefent, ligt aan de andere kant van de stad. Het is maandagavond. Zijn saxofoon draagt hij in een koffertje op zijn rug. In een zeer stevig wandeltempo loopt Dimitri naar het huis van een bevriende musicus die een ‘studio’ heeft. Op het adres aangekomen beklimt hij drie steile trappen en begroet de eigenaar. In afwachting van de anderen drinken de twee mannen een kop thee en kletsen wat. De kamer staat vol met mengpanelen, pc’s en professionele opnameapparatuur.
Na een half uurtje stommelen de andere muzikanten ook naar boven. Nederlanders met een serieuze hobby en daarnaast een vaste baan. Als de thee op is, neemt een ieder zijn instrument ter hand en installeert zich achter een microfoon. ‘Hee, toeteraar, waar ben je nou’ roept de bassist, als Dimitri nog even naar het toilet is. Door de koptelefoons kunnen ze elkaar horen tijdens het spelen. Zo klinkt het of de band in een zaal speelt in plaats van in een kleine huiskamer met een laag plafond.
Iedereen weet dat Dimitri illegaal is, maar als musici hebben ze daar lak aan. Hij is gewoon een goede muzikant waar ze wat aan hebben. Soms kan Dimitri een klusje voor ze doen, folderen, schilderen. De muziek is wat ze bindt, de rest is bijzaak. Terwijl de leadzanger in een hoekje staat te swingen en zich in het zweet werkt alsof hij op het podium staat, kijkt Dimitri hem af en toe vrolijk aan over de rand van zijn bril. De band heeft hij gevonden via het Internet. Op sites als muzikantenbank.nl of muzikanten-in-jouw-stad.com vinden muzikanten elkaar, amateurs en professionals. Na anderhalf uur houden de bandleden het voor gezien. Tijd voor een nazit en een pilsje in de kroeg om de hoek.
Ook illegalen kamperen
Drie willekeurige verhalen van drie willekeurige mensen. Thomas uit Afrika, Anna uit Zuid-Amerika en Dimitri uit Rusland. Elk zijn ze om sociale en/of economische redenen naar Nederland gekomen. Ze hebben geen verblijfsvergunning, ze zijn dus illegaal. Maar evengoed werken en wonen ze ergens. Ze wandelen, kijken tv, surfen op het Internet, reizen met het openbaar vervoer, camperen, organiseren feestjes en gaan naar de kroeg. Kortom, ze doen in principe dezelfde dingen die legale Nederlanders ook doen. Op straat zijn ze echter niet als illegaal te herkennen. Ze schreeuwen het uiteraard ook niet van de daken. Ze hebben hier een bestaan opgebouwd en dat bevalt blijkbaar. Dus waarom zouden ze moeilijk doen?oe
Dimitri (36) komt uit een stadje in een voormalige Russische Republiek. Na de middelbare school vertrekt hij naar Moskou waar hij beurs krijgt voor de Russische Academie voor Muziek, vergelijkbaar met het conservatorium hier. Dimitri specialiseert zich in jazz en pop en werkt een aantal jaren als freelancer in de showbusiness. Een hectisch bestaan met veel corruptie en competitie. Om in Moskou officieel te mogen werken heb je een gemeentelijke registratie nodig en zo’n document is een schaars bezit. Sjoemelen is er aan de orde van de dag. Na de val van de muur raakt het leven voor Dimitri in een onverkwikkelijke stroomversnelling wat maakt dat hij in 1999 in Litouwen aan boord stapt van een vrachtschip.
Anna (31) komt uit een grote familie; thuis waren ze met elf kinderen. Al heel jong wordt ze uitbesteed bij een familie in de stad. Dat wil zeggen: in ruil voor kost en inwoning past ze als tienjarige overdag op de kinderen van het gezin en maakt het huis schoon. Vanaf haar veertiende krijgt ze een zakcentje en gaat ze ‘s avonds naar school. Een vervolgopleiding zit er echter niet in maar dat geeft niet, ze is teslotte al volleerd poetser.
Via via hoort Anna later dat mensen in Nederland zitten te springen om goede schoonmakers. En dat het uurloon echt de moeite waard is. Tien euro per uur klinkt haar als muziek in de oren. Daar kun je van naar huis sturen en nog van sparen ook. Zwart werk, dat wel. Onverzekerd, ook dat. En geen verblijfsvergunning. Illegaal, dus. Maar ja, de inmiddels zesentwintigjarige Anna wil ook wel eens echt geld verdienen en iets meer van de wereld zien dan het saaie dorp waar ze woont, waar het bijna alle dagen mooi weer is, maar waar verder niet zo veel te beleven valt.
Voor Thomas (42) staat het twintig jaar geleden ook als een paal boven water: hij wil weg uit Afrika. Niet vanwege armoede maar omdat hij zijn leven in het voor hem gewelddadige Afrika zat is. Als havenarbeider en koerier droomt hij van verre streken, Zuid-Amerika, Antarctica. En van landen waar mensen rechtvaardig zijn en aardig voor elkaar. Hij leest over Nederland: dat schijnt een bijzonder vriendelijk en tolerant land te zijn. En bovendien is Ajax een van zijn favoriete voetbalclubs. Hij spaart en koopt een visum en vliegticket. Naar België, dat is het goedkoopst. Daarna reist hij door naar Nederland, het land van Ajax en de aardige mensen.
De sleutel
Het briefje dat Anna destijds bij Peter in de brievenbus gooide, had ze door een Nederlandse
kennis laten schrijven. Haar eigen Nederlands was toen nog heel gebrekkig, maar veel woorden had ze niet nodig gehad om te laten zien wat haar diensten waard waren. Inmiddels is het een kwestie van bijhouden: een grote wooneetkeuken, een woonkamer, drie slaapkamers en een badkamer. Dat doet ze sinds kort samen met haar jongere zusje die een jaar geleden naar Nederland is gekomen. Op een toeristenvisum, net als talloze andere Brazilianen die meestal niet voor vakantie maar voor werk naar Europa zijn gekomen. Inmiddels wonen ook Anna’s broer en nóg een zusje en inmiddels ook een nichtje in Nederland.
Anna heeft nog zo’n tien andere ‘werkgevers’ wiens huizen ze schoonmaakt. Zonder uitzondering mensen die haar de sleutel van hun huis toevertrouwen. ‘Vaak zijn het mensen die allebei een baan hebben. Maar ik poets ook bij een oudere mevrouw. Ik kom daar één keer in de twee weken, meer kan ze niet betalen. Ze wil dan graag dat ik ook uitgebreid thee met haar drink. Ze is een beetje eenzaam, denk ik.’
‘Voor illegalen is het wel moeilijker geworden om hier te leven,’ weet Anna. ‘De sfeer is anders dan zes jaar geleden. Nederlandse mensen zijn voorzichtiger geworden.’ Maar omdat Anna een netwerk heeft kunnen opbouwen, zit zij zelf nooit zonder werk. Mensen weten hoe grondig en betrouwbaar ze is. En goede werksters zijn nu eenmaal goud waard. Nieuwe opdrachtgevers verwijst ze vaak naar Braziliaanse nieuwkomers die nog wel wat werk kunnen gebruiken. Ze zou bij wijze van spreken wel een uitzendbureau voor schoonmakers kunnen beginnen.
Geen paspoort, wel hanenkam
In tegenstelling tot Anna probeert Thomas aanvankelijk wel een verblijfsvergunning te regelen. Hij vindt een advocaat en krijgt recht op voorlopig verblijf. In de wijk waar hij een woning krijgt toegewezen, maakt hij vrienden met de lokale Surinamers die hem Afriek noemen. Na een jaar wijst de Vreemdelingenpolitie zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning echter af. Thomas raakt zijn huis en uitkering kwijt. Einde Europees avontuur? Nee dus. De advocaat van Thomas begint een beroepsprocedure. In 1988 oordeelt de rechter dat Thomas definitief uitgeprocedeerd is. Hij kan Nederland echter niet uit want zijn paspoort is verlopen en door de burgeroorlog in zijn land kan hij geen nieuwe krijgen. Vijftien dagen zit Thomas in een politiecel. Dan wordt hij op straat gezet en vanaf dat moment is hij definitief illegaal.
Via de punk scène komt Thomas in aanraking met een krakercollectief. Hij woont nu al zeventien jaar in de woongroep. ‘Mijn huisgenoten waren studenten en actievoerders. In het begin namen ze me mee naar demonstraties, we voerden actie tegen apartheid en zo. In huis organiseerden we feesten waar punkbandjes optraden. Een tijdlang heb ik zelf een paarse hanenkam gehad. De meesten van hen hebben nu een goede baan, zijn advocaat geworden of politicoloog. Ik ben hier maatschappelijk gevormd, kun je wel zeggen.’
Thomas is 20 jaar illegaal in Nederland, Dimitri zeven jaar en Anna zes. Illegaal, so what? Anna is nog nooit opgepakt. Net als Dimitri en Thomas gedraagt zij zich heel fatsoenlijk, fatsoenlijk wellicht dan sommige Nederlanders. Als je je netjes gedraagt – licht op je fiets, stempelen in de metro -laat de politie je wel met rust. Alleen als je fouten maakt, val je op. De politie heeft tenslotte wel wat beters te doen dan lukraak mensen op straat om hun papieren te vragen.
‘Ik voel me hier veiliger dan in Rusland,’ zegt Dimitri. ‘In Moskou is het leven veel harder. Daar moest ik voortdurend op mijn hoede zijn voor louche figuren. Bescherming moest je kopen. Er waren twee mogelijkheden: meedoen en net zo hard en corrupt worden als de rest, of er aan onderdoor gaan. Ik wilde geen van beiden.
De geur van adrenaline
Natuurlijk weten de drie geinterviewden wel dat ze in Nederland het risico lopen om gepakt te worden maar ze staan er niet de hele tijd bij stil. Onopvallend je eigen gang gaan, is hun motto. ‘En ook al ben je bang,’ weet Dimitri, ‘je moet het nooit laten zien. Als je naar adrenaline stinkt roep je het onheil over jezelf af. Ik leef nu, ik denk niet te veel aan morgen.’
Toch was Dimitri twee keer de klos. De eerste keer werd hij opgepakt in 2002. Hij was met zijn band naar Ierland geweest voor een optreden op een festival. Op de terugweg werd hij aangehouden en meteen overgebracht naar een vertrekcentrum. Hijzelf noch de Russische ambassade werkten erg hard mee aan het verkrijgen van reisdocumenten. Net als Thomas werd Dimitri tenslotte na zijn detentie illegaal aan de keien toevertrouwd.
De tweede keer werd hij aangehouden in de haven waar hij als schilder werkte. Op een dag hoorde hij ongebruikelijke voetstappen op de steiger. En toen een stem: ‘Controle, Picasso.’ Dimitri werd overgebracht naar het politiebureau. ‘Ik moest voorkomen in Haarlem,’ vertelt Dimitri en laat het vonnis van de rechtbank zien. ‘Voor mijn verweer had ik een soort act bedacht. Ik had een stuk papier en dat vouwde ik in heel veel stukjes, als een harmonica. Ik liet het zien aan de rechter. Ik hield een verhaaltje terwijl ik het papier weer uitvouwde: “Dit stukje is de tijd dat we slapen, gemiddeld 22 jaar van ons leven, dit stukje is de tijd dat we eten, 7 jaar van ons leven, 3 jaar van ons leven zitten we op de wc, 20 jaar werken wij. Zoveel tijd, dit beetje dat nog over is, houd een mens over om van het leven te genieten, waarom wilt u mij opsluiten? Ik probeer te leven.’ De rechter vond het grappig en liet me gaan. Na afloop stond ik in de lift met twee bewakers, grote kerels met van die kale koppen. Ze klopten me lachend op de schouder: ‘Niet te geloven, zitten we echt drie jaar van ons leven op de wc?”‘
Geen bankrekening
Teruggaan naar Rusland is voor Dimitri geen optie, ook al is het voor hem steeds moeilijker om in Nederland de eindjes aan elkaar te knopen. Hij huurt ergens een kamer voor 250 euro per maand. Een paar keer had hij wat aan zijn gebit, de bezoekjes aan de tandarts betekende meteen een hele aderlating.
Het meest verdient Dimitri momenteel met folderen. Daarnaast geeft hij muziekles. Bij mensen thuis. Vijf leerlingen heeft hij momenteel. Sommigen spraken hem aan toen hij nog musiceerde op straat. En via hen heeft hij weer andere klanten gekregen. Ze betalen 15 euro per uur. Ook met optredens verdient Dimitri wat geld. Met de huidige band heeft hij opgetreden in Dordrecht, in Utrecht, Amsterdam en in de Martini Plaza in Groningen. Als hij echt krap bij kas zit, speelt hij op straat, nummers als ‘La vie en rose’. Hij schnabbelt wat als pianist in een restaurant. Daar wordt hij cash uitbetaald. Dat is belangrijk, want hij heeft geen bankrekening. In zijn vorige band werd na verloop van tijd de voorwaarde gesteld dat hij een bankrekening moest hebben zodat ze het honorarium officieel over konden maken. Dat bleek niet mogelijk, dus dat was dat. Einde oefening
De Zuid-Amerikaanse Anna heeft wel een eigen bankrekening. ‘Ik ging gewoon met mijn paspoort naar de bank’, vertelt de Braziliaanse, ‘ik moest een formulier invullen en kon toen zo een rekening openen. Maar dat is wel een paar jaar geleden. Blijkbaar werd er misbruik van gemaakt, anderen lukt het nu niet meer.’
Ook de Afrikaan Thomas heeft een eigen rekening. Een zakelijke rekening die door een vriend op zijn naam is gezet. De consequentie is dat die vriend garant moet staan. Thomas hoefde niet zo nodig een bankrekening, maar belastingtechnisch moest het van zijn huidige ‘werkgever’. Behalve uitbater van het alternatieve eetcafé werkt Thomas namelijk ook nog vier paar middagen per week als spelleider bij een naschoolse opvang. Als vrijwilliger. Alleen de directeur en de coördinator weten dat hij illegaal is.
‘Hé Thomas, ik heb je gezien in een boek’, roept een jongetje van een jaar of acht en rent naar het hek van de speelplaats waar Thomas zijn fiets aan vast maakt. ‘Hé Ramon. Hoe is het?’ ‘Je stond in het kookboek, ik heb je gezien op de foto. Met een fornuis.’
‘Het kookboek is een initiatief van een jongen in de stad,’ legt Thomas uit, terwijl hij de school in loopt. ‘Hij heeft verschillende kookboeken gemaakt. Ik sta in een ervan, met recepten die ik kook in het eetcafé.’ Binnen groet Thomas zijn collega’s. Het is een beetje rommelig vandaag, de dag voor de vakantie. Kinderen rennen door elkaar. Thomas raapt een jas op die op de grond is gevallen en hangt hem aan een haakje. Uit de kast met attributen pakt hij een tas met ballen, rackets, skates, honkbalhandschoenen en dergelijke. En een tas met EHBO spullen, je weet maar nooit. Dan verzamelt hij de kinderen en loopt met ze naar het speelveld verder op.
‘De vier dagen bij de naschoolse opvang zijn voor mij de mooiste dagen van de week,’ vertelt Thomas. ‘Spelletjes organiseren voor kinderen vind ik ontzettend leuk. Voorheen legden de ouders geld bij elkaar en we verdienden allemaal 150 gulden per week. Dat kon toen nog cash. Drie jaar geleden wilde de school dat we gingen professionaliseren. Wie mee wilde doen moest zich opgeven. De stichting zou een opleiding van een jaar, parttime, betalen. Halverwege vroegen ze ons allemaal een ‘bewijs van goed gedrag’. Daar kon ik natuurlijk niet voor zorgen, ik sta nergens geregistreerd. Van de stichting mocht ik toen de opleiding wel afmaken, maar officieel in dienst komen kan ik niet. De anderen krijgen een salaris, ik werk nu als vrijwilliger. Daarvoor krijg ik 1500 euro – nee, niet per maand, per jaar. Eén collega komt uit Turkije, één uit Suriname, ik val eigenlijk helemaal niet op als buitenlander. Niemand heeft ooit gevraagd of ik wel een verblijfsvergunning heb. En er zelf over beginnen doe ik niet.’
Gewoon aardig doen
Nee, illegaliteit is niet iets waar je mee te koop loopt. Waarom zou je? De meeste mensen kan het niks schelen en zolang je je eigen boontjes dopt is er geen haan die naar je kraait. En als je aardig doet, doen mensen meestal ook aardig tegen jou. De eerste twee weken dat hij in Nederland was, sliep Dimitri op straat. Hij verkocht een tijdje de daklozenkrant en kreeg van een aardige klant een Dikke van Dale kado. Via het Leger des Heils kwam hij een man tegen die zelf ook dakloos was geweest en hem een kamertje verhuurde. Inclusief gas en licht en een Internetaansluiting.
Ook Anna heeft het getroffen. Ze poetst samen met haar zusje twee uur per week in het huis van Peter en zijn vrouw in ruil voor een zolderkamertje. Op eigen kosten heeft ze zelf een keukentje en een douchecel aangelegd. Het huis heeft twee trappenhuizen, zodat Anna een eigen opgang heeft. Een bel met naambordje ontbreekt, maar gasten kondigen zich aan via de mobiele telefoon.
Onder het schuine dak is ruimte voor een bedbank, een kachel en een paar kastjes. Op een van de kastjes staat een tv. Gekregen van een van haar klanten. Boven de bank hangen foto’s van vrolijke jonge vrouwen in bikini op het strand. ‘Als het mooi weer is gaan we zoveel mogelijk naar buiten,’ licht Anna toe. ‘Het wordt erg heet hier op zolder. Ik ga graag naar zee. Of naar het park. We organiseren vaak BBQ’s. Brazilianen houden van gezelligheid, hoor.’
Nederlands leerde Anna in het buurthuis. Na afloop nam Peter vaak de lessen nog een keertje met haar door. Het contact heeft zich verdiept in de loop der jaren. Op verjaardagen wordt Anna ook uitgenodigd en als Anna een feestje geeft in het park met haar Braziliaanse vrienden is het vanzelfsprekend dat Peter en zijn vrouw ook komen als ze zin hebben. Vorig jaar is Anna met haar toenmalige Nederlandse vriend Peter en zijn vrouw wezen opzoeken in hun vakantiehuis in Frankrijk. Met de auto rondreizen binnen Europa is niet riskant, zolang je niets doet dat opvalt. Maar op het vliegtuig moet je altijd je paspoort laten zien en dan val je door de mand.
Thomas droomt inmiddels niet meer van reizen naar verre landen. Al meer dan vijftien jaar komt hij elke zomer op dezelfde camping in Friesland. ‘Een paar weken de stad uit, even bijkomen. Ik heb zelf een tentje, het leven is er heel goedkoop. Echt gezellig, ik kom er vrienden tegen die ook al elk jaar naar dezelfde plek gaan.’
En hoe zit het met de liefde? Tja, de liefde… Anna komt vaak genoeg mannen tegen in kroegen en disco’s. Ze heeft een tijdje een Nederlandse vriend gehad, maar na een tijdje klikte het niet meer zo. Dimitri wil wel graag een vriendin. Maar met iemand trouwen is voor hem alleen een optie als hij ook financieel voor haar kan zorgen. ‘Ik ben misschien een beetje ouderwets, maar zo voel ik dat nu eenmaal.’ Thomas heeft vriendinnen gehad. Speciaal op een daarvan was hij erg gek, maar uiteindelijk liet ze haar carrière voorgaan. Een ander wilde graag met hem trouwen, maar bij haar was Thomas zelf degene die de boot afhield. Bindingsangst, is zijn conclusie. Ach ja, ook illegalen is niets menselijks vreemd.
Van moedige Nederlander tot ongewenste vreemdeling
Tot 1968 was het begrip illegaliteit gekoppeld aan moedige Nederlanders die zich in oorlogstijd keerden tegen de Duitse bezetter. Na de zomer van 1968 kreeg het woord illegaal een nieuwe betekenis, namelijk die van ongewenste vreemdeling. De regering kondigde een maatregel af die de komst van arbeidsmigranten – die na de oorlog aanvankelijk met open armen werden ontvangen – moest reguleren. Toelating van arbeiders mocht alleen nog plaatsvinden via erkende wervingskantoren. ‘Spontane’ migranten waren niet langer welkom.
Volgens zeer uiteenlopende schattingen wonen 46.000 tot 225.000 mensen illegaal in Nederland, waarvan een onbekend aantal langer dan vijf jaar. Voor velen weerhoudt het ontbreken van een verblijfsvergunning hen er niet van hier een – al dan niet tijdelijk – bestaan op te bouwen. Om aan de kost te komen, zoekt een onbekend aantal de toevlucht tot criminaliteit. Ook drugsgebruik onder illegalen die het hier bijvoorbeeld economisch niet redden, komt voor. Naar schatting het grootste deel gedraagt zich echter onopvallend en werkt in sectoren met het predikaat: dirty, demeaning and dangerous. Door het toetreden van Oostbloklanden tot de EU is het moeilijker geworden voor illegalen die niet uit de EU komen, werk te vinden.
Volgens een studie uit 2001 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) werkt 36% van de illegale werknemers in de land- en tuinbouw, 36% in de horeca, 15% in de bouwnijverheid en 5% in het wegtransport. Naar schatting 9 % werkt in de dienstverlening en de verzorging, dat wil zeggen bij gezinnen die illegalen huishoudelijk werk laten doen of die hun huizen door hen laten opknappen. Zowel bij bedrijven als bij particulieren gaat het hierbij om werk in de informele sfeer. In de jaren negentig was nog naar schatting 30% actief op de formele arbeidsmarkt. Door de koppelingswet uit 1998 is dit percentage sterk afgenomen.
Hoewel het mogelijk is om zonder verblijfsvergunning in Nederland een bestaan om te bouwen, zouden de meeste illegalen dat toch liever legaal doen. Afgezien van de angst om opgepakt en uitgezet te worden, is het zonder verblijfsdocumenten is het niet mogelijk om per vliegtuig te reizen, een bankrekening te openen, een kortingskaart aan te schaffen, zich bij een ziektekostenverzekering aan te sluiten, enz. Veel illegalen blijven hopen dat ook voor hen eens een legaal verblijf mogelijk zal zijn.
Deze hoop wordt gevoed door het wisselende immigratiebeleid van de afzonderlijke EU-landen. Verschillende generaal pardons hebben de indruk versterkt dat het lot een belangrijke rol speelt in het leven van illegalen. Onlangs heeft de nieuwe regering in Italië bijvoorbeeld aangekondigd alle illegalen op enigerlei wijze te willen legaliseren.
Blik op oneindig dus, is het devies van de meeste illegalen. Hoe dan ook, ze zullen blijven komen. In de eerste plaats omdat de economie voor een deel draait op illegale arbeid. Bovendien, mensen migreren nu eenmaal, om wat voor reden dan ook. Welke fysieke of virtuele muur je ook bouwt, migratie houd je blijkbaar niet tegen.