Angelo uit Liberia, in een caravan van een asielzoekerscentrum; hij woont vanaf zijn vijfde met zijn zus en ouders in Nederland: „Proftennisser worden is mijn droom.”
Langdurige asielprocedures zijn schadelijk voor kinderen. „Het ziet er uit als een vakantiepark, maar je bent geïsoleerd.”
Tekst: Janneke Donkerlo en Sheila Kamerman
Foto: Herman Engbers
Als je Angelo Nathani (15) vraagt hoe het met hem gaat, zegt hij: ‘oké’. Hij woont met zijn ouders en oudere zus in een krappe caravan in het asielzoekerscentrum in Wapenveld, bij Zwolle. Een lange jongen, getinte huid, kort kroeshaar. Angelo zit in de vierde klas van het gymnasium, doet het profiel economie en maatschappij. Het gaat goed op school. En hij is gek op tennis, zegt hij. „Proftennisser worden is mijn droom. Ik kan niet over mezelf zeggen dat ik goed ben, dat zeg je niet. Maar bij de tennisvereniging in Wapenveld ben ik gekozen in de jeugdselectie.”
De brieven die op tafel liggen, vertellen een ander verhaal over Angelo. In december 2005 schrijft een sociaal verpleegkundige van het asielzoekerscentrum in een medische verklaring: „Sinds zijn komst in Nederland (1996) kampt hij met zeer ernstige chronische lichamelijke en psychische problemen.” Angelo heeft last van buikpijn, misselijkheid, zware hoofdpijn, duizeligheid, blaasontstekingen en terugkerende rugpijn, schrijft de verpleegkundige. „Hij is meerdere keren flauwgevallen. […] Hij komt niet aan genoeg nachtrust toe omdat hij door angsten moeilijkheden heeft in slaap te komen. Hij heeft vaak angstige dromen. Ook hoort hij soms rare geluiden.” De verpleegkundige werkt voor de Medische Opvang Asielzoekers (MOA), die toezicht houdt op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de asielzoekers.
In een eerdere brief, van 13 juli 2004, schrijft een andere sociaal verpleegkundi- ge over de psychische gesteldheid van Angelo: „Hij is angstig en verdrietig. Zijn emotionele ontwikkeling heeft zwaar te lijden onder de onzekerheid over zijn toekomst. Hij heeft een extreme angst voor gevaar, en huilt daarom regelmatig. Bij hem is een angststoornis vastgesteld. Ook de door de huidige situatie veroorzaakte problemen van zijn ouders (depressief) hebben een negatief effect op Angelo.”
In dezelfde brief: „Angelo heeft het gevoel dat zijn gezin en hijzelf waardeloos zijn.” Volgens de verpleegkundige voelt hij zich verantwoordelijk voor zijn situatie. „Hij heeft enige malen te kennen gegeven dat hij niet meer wilde leven; deze uiting komt maar zeer zelden voor bij kinderen van zijn leeftijd.” Nog een briefje van de arts van de Medische Opvang Asielzoe- kers aan de advocaat van Angelo, geschreven in februari 2006: „Er zijn bij hem veel psychische klachten. Hij uit zich erg suïcidaal. (..) Suïcidaliteit is zeker niet uit te sluiten bij terugsturen naar het land van herkomst.”
Langdurige asielprocedures schaden de ontwikkeling bij kinderen van asielzoekers. Orthopedagoge Margrite Kalverboer en gedragswetenschapper Elianne Zijlstra deden er onderzoek naar. Kalverboer: „De ernst van de schade is afhankelijk van de leeftijd van het kind, de kwetsbaarheid, de opvoedingsmogelijkheden van de ouders, het aantal verhuizingen en het gebrek aan toekomstperspectief.” Maar of de ouders nu wel of niet getraumatiseerd zijn, ontwikkelingsschade is er altijd, blijkt uit het onderzoek en uit verschillende soortgelijke buitenlandse studies. Na jarenlange onzekerheid over hun verblijfsstatus hebben bijna alle kinderen volgens Kalverboer psychische problemen. Kalverboer: „Deze kinderen worden vaak opgevoed door ontheemde en wanhopige ouders. Ze ontwikkelen identiteitsproblemen en gedragsstoornissen. Hoe langer de onzekerheid duurt, hoe groter de problemen bij de ouders, waardoor ze weer minder in staat zijn om op te voeden.
Je kunt geen voorbeeld zijn voor je kind, zegt Saeed Gholamalian (40). „Dat vind ik het ergste.” Saeed kwam tien jaar geleden uit Iran naar Nederland, samen met zijn vrouw Lida Asmaili Evanaki (35). Saeed werkte in Iran als makelaar, Lida is afgestudeerd psychologe. Hun dochter Sogand, in Nederland geboren, is bijna negen. Ze wonen in een klein huis in Groningen. Saeed: „Ik mag niets. Ik mag niet leren, ik mag niet werken. Ik mag zelfs geen kranten rondbrengen. Ik zit hier op de bank als mijn dochter uit school komt en moet me inhouden om niet tegen haar te schreeuwen van ellende.”
Sogand kan niet stilzitten. Ze springt op de armleuning van haar vaders stoel, rent naar boven om haar Barbie te halen. Ze wil niet naar Iran, zegt ze. „Ik wil geen hoofddoek om. Ik wil helemaal niet weg.” Ze heeft het erg naar haar zin op school, zegt ze. Ze noemt al haar lievelingslessen op. Op samenzweerderige toon: „De juffen en meesters zijn erg bang dat ik opeens wegga.” Trots: „Ze hebben zelfs over me gesproken tijdens de vergadering.” En er is nog iets, zegt ze. Drie jaar geleden kreeg Sogand een zusje. Dors (Diamant). Het voldragen meisje werd dood geboren. Het kindje ligt begraven in Groningen. „Als we wegmoeten”, zegt Sogand, „moeten we haar achterlaten. Ik wil het liefst bij mijn zusje blijven.”
Jeugdverpleegkundige Kitty van Elst werkt in het asielzoekerscentrum in Dronten en ziet de problemen dagelijks. Het asielbeleid in Nederland is volgens minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie, VVD) sober maar humaan, zegt Kitty van Elst. „Maar ik vind het niet meer menselijk. Ik zie dagelijks zoveel ellende, stress en psychische nood.” Ze maakt zich al jaren zorgen over de kinderen van asielzoekers. Ze meldde haar zorgen bij haar leidinggevenden, maar vond geen gehoor. Wel bij collega’s.
„Ik ben boos”, mailt een verpleegkundige. „En ik schaam mij kapot dat wij als ontwikkelde samenleving zo met mensen omgaan. Ik word geconfronteerd met de funeste gevolgen van de langlopende procedures, van de gedwongen verhuizingen, van het gebrek aan privacy.”
De verhuizingen zijn ontwrichtend, zegt Van Elst. „Zeker voor deze kwetsbare kinderen. Acht of tien verhuizingen in een paar jaar is geen uitzondering.” Door het strengere asielbeleid, ingezet met de nieuwe vreemdelingenwet in 2001, komen er minder asielzoekers naar Nederland en worden asielaanvragen sneller afgehandeld. Daardoor raakten de afgelopen drie jaar de centra snel leger. Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA), dat verantwoordelijk is voor de opvang, sluit een centrum als de bezetting onder de 90 procent duikt. Dat is de afspraak met het ministerie van Justitie.
Kitty van Elst: „Telkens opnieuw moeten kinderen afscheid nemen van vriend- jes en vriendinnetjes, van de juf, van de sportclub, van de omgeving.” Ze merkt het zelf en hoort het van collega’s; kinde- ren worden apathisch, depressief of hy- peractief. „Ze durven geen vriendjes meer te maken. Ze gaan toch weer weg.”
Het asielzoekerscentrum in Wapenveld gaat ook dicht. Half november moeten we verhuizen, zegt Angelo. Waarschijnlijk naar het asielzoekerscentrum in Apeldoorn. Ze zullen daar met z’n vieren een kamer moeten delen. Wapenveld zal hij niet missen, zegt hij. „Het ziet er uit als een vakantiepark, maar je bent geïsoleerd. Er stopt zelfs geen bus in de buurt.” Elke morgen fietst Angelo om half zeven naar de bushalte om op tijd op school te zijn in Lelystad. ’s Avonds is hij na zes uur thuis. Hij wilde na de laatste verhuizing niet van school veranderen. „Op deze school voel ik me veilig. Ze kennen me.” Maar de tennisvereniging in Wapenveld zal hij wel missen. Hij weet dat hij uit de selectie moet. Toen hij hoorde dat het centrum zou sluiten, belde hij met een brok in zijn keel zijn tennisleraar. „Jullie zullen iemand anders moeten zoeken.” Hij zucht diep.
‘Belangen van de kinderen van asielzoekers worden stelselmatig geschaad”, zegt Stan Meuwese, directeur van kinderrechtenorganisatie Defence for Children International (DCI). „Pogingen om met de minister tot een constructieve dialoog te komen hebben tot nog toe niets opgeleverd.” Op 14 juli dagvaardde DCI minister Verdonk namens ruim 2.100 asielkinderen. DCI vindt dat de Nederlandse overheid het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind schendt door de belangen van kinderen onvoldoende mee te wegen bij de asielprocedure. Daarmee pleegt de overheid volgens DCI een onrechtmatige daad. Meuwese: „De voornaamste eis is dat kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven een verblijfsvergunning krijgen. Als zij na vijf jaar alsnog terug moeten naar hun land van herkomst, worden zij ontoelaatbaar geschaad in hun ontwikkeling.” In haar eis wordt de kinderrechtenorganisatie gesteund door tientallen deskundigen op het gebied van vreemdelingenrecht, pedagogie, jeugdzorg en psychiatrie. Het veelgehoorde argument dat kinderen van Nederlandse expats oo vaak verhuizen, staat volgens onderzoek- ster Margrite Kalverboer in geen verhouding tot de situatie van asielkinderen: „Zij kunnen terugvallen op ouders met gerespecteerde posities en genoeg geld om van het verblijf in het buitenland een positief avontuur te maken. Bovendien wacht hun een veilig land van herkomst. Die vlieger gaat voor asielkinderen niet op.”
Angelo was vijf jaar toen hij vanuit Marokko naar Nederland kwam. Zijn ouders waren met zijn zus Zenna (nu 24) een paar jaar eerder uit Liberia gevlucht en woonden eerst een paar jaar in Marokko. Dunnia Martin, de moeder van Angelo, zit aan tafel en zucht vaak. Ze is een kleine, donkere vrouw. „Ik voel me gestrest. Ik vraag steeds: waarom? Het is alsof een deur in je gezicht wordt dichtgeslagen.” Dunnia Martin slikt zware antidepressiva. En medicijnen tegen te hoge bloeddruk.
Op een bureaustoel zit Zenna (24), de zus van Angelo. Wat ze doen op een dag? Niets, zegt Dunnia Martin. „We zitten zoals we nu zitten.” Sinds haar achttiende mag Zenna niet meer naar school. Werken mag ook niet. Ze wilde graag danseres worden. Danslessen kan ze niet nemen, ze heeft nog niet eens geld voor de bus. „Dit is mijn leven”, zegt ze, terwijl ze een rondje op haar bureaustoel draait. „Ik ben 24, ik ben hier gevangen.” Gaan ze wel naar buiten? „Als ik buiten loop”, zegt Dunnia Martin, „dan heb ik het gevoel dat ik niet besta. Ik blijf liever binnen.”
Het gezin Nathani is uitgeprocedeerd. De ouders hebben verschillende keren te horen gekregen dat ze terug moeten, en kunnen, naar Liberia. Ze maakten bezwaar. „Ik durf niet terug”, zegt Dunnia Martin. „Ik wil niet terug”, zegt Angelo. „Wat heb ik er in vredesnaam te zoeken? Ik ben er nooit geweest.”
Bij asielzoekers die onder de oude vreemdelingenwet, van vóór 2001, binnenkwamen, was het mogelijk bezwaar aan te tekenen. Asielzoekers die na 2001 asiel aanvroegen, kunnen niet meer zo makkelijk een nieuwe procedure beginnen. Zij horen binnen een aantal maanden of ze mogen blijven of niet. Als ze weg moeten, vervalt het recht op een verblijfplaats en leefgeld.
Minister Verdonk vindt dat asielzoekers die nog onder de oude vreemdelingenwet naar Nederland kwamen, in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun situatie. Dat heeft ze herhaaldelijk in de Tweede Kamer uitgelegd, „Ze hebben vele keren te horen gekregen dat ze moeten vertrekken.” Als de ouders zouden meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst, vindt de minister, dan zouden zijzelf, én hun kinderen, niet zo lang in een onzekere situatie zitten. „Kinderen”, zei minister Verdonk in de Kamer, „zijn geen ticket voor verblijf.”
Volwassenen kan de minister in zekere zin verantwoordelijk stellen voor hun si- tuatie, zegt Stan Meuwese van Defence for Children International (DCI). „Maar voor de kinderen gaat de redenering van de minister niet op. Die zijn volledig afhankelijk van de beslissingen van hun ouders.” Als kinderen niet worden behandeld volgens de regels van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dan moet de overheid optreden. Het belang van het kind moet voorop staan.
Dat gebeurt wel, zegt Meuwese, binnen het civiel recht, het familierecht en het strafrecht. Maar niet binnen het vreemdelingenrecht. „Dat is een weeffout in het Nederlandse rechtssysteem.”
Het vreemdelingenrecht valt onder het bestuursrecht. Naleving wordt getoetst door de Raad van State. „De Raad van State”, zegt Rob Hamerslag, voorzitter van de adviescommissie vreemdelingenrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten, „geeft de minister beleidsvrijheid, mits zij zich aan de regels houdt die zij zelf opstelde en die door de Tweede Kamer zijn goedgekeurd. En ze moet zich natuurlijk aan de wet houden. Dat is hun taakopvatting. Ik vind dat kortzichtig.” Andere rechtsvormen worden getoetst door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft meer oog voor de rechten van asielkinderen, zegt Hamerslag.”
Nederland was tot een paar jaar geleden voorloper op het gebied van de mensenrechten, zegt Anton van Kalmthout, hoog-eraar straf- en migratierecht in Tilburg. Hij heeft het idee dat de Tweede Kamer, de minister voor vreemdelingenbeleid, maar ook de Raad van State mensenrechten de afgelopen jaren steeds meer als ballast zijn gaan beschouwen. „De toets of beleid al dan niet in strijd is met de mensenrechten wordt vaak niet uitgevoerd. Net alsof mensenrechten iets voor softies is.” Van Kalmthout vindt dat een zorgelijke ontwikkeling, zeker op het gebied van het vreemdelingenbeleid. „Je hebt een rechtsstaat voor Nederlanders en een afgezwakte rechtsstaat voor buitenlanders.”
Hamerslag is asieladvocaat. „Dagelijks word ik geconfronteerd met kinderen die eindeloos in onzekerheid zitten. Deze kinderen worden stelselmatig gefrustreerd om echt iets van hun leven te maken. Je ziet na een paar jaar heel actieve, optimistische kinderen wegzakken in apathie.” Volgens Hamerslag vormen zij
een ‘explosieve groep’ en negeren beleidsmakers dat gegeven stelselmatig. „Het is een illusie dat zij ook werkelijk vertrekken. Zij blijven en vormen een kweekvijver van vergaande ontevredenheid.”
Gobind Nathani maakt zich grote zorgen om zijn zoon. Vooral als hij moedeloos en lusteloos is, wijkt hij niet van zijn zijde. Hij staat samen met Angelo om zes uur op en stapt om half zeven op de fiets om hem naar de bushalte te brengen. „Dan bel ik hem een half uur later om te vragen of hij in de trein zit.” Machteloos haalt hij zijn schouders op. „Ik ben bang.”