Het College van Rijksadviseurs heeft onlangs het programma ‘Een nieuwe bouwcultuur, biobased, natuurinclusief bouwen’ gelanceerd. Met houtbouw en isolatie van plantaardige oorsprong kan CO2 langdurig worden opgeslagen en kan de bouwsector weer aan het werk. Bovendien bieden nieuwe teelten een toekomstperspectief voor boeren en tuinders. Zo sla je drie vliegen in één klap. Maar dan moet de overheid wel aan de juiste knoppen draaien, zo drukken betrokkenen journalist Janneke Donkerlo op het hart. ‘Biobased en natuurinclusief moet uitgroeien tot het nieuwe normaal.’
Nederland staat voor een enorme bouwopgave. Tot 2030 moeten er zo’n 900.000 woningen bijkomen en nog eens ettelijke miljoenen huizen worden geïsoleerd. Als je bedenkt dat alleen al bij de bouw van deze woningen met de nu gebruikelijke materialen 45 megaton CO2 vrijkomt, terwijl Nederland tot 2050 voor woningbouw nog maar 18 megaton CO2 mag uitstoten, dan begrijpt zelfs een kind: het roer moet om. Het College van Rijksadviseurs heeft daarom het programma ‘Een nieuwe bouwcultuur’ gelanceerd om het biobased en natuurinclusief bouwen te stimuleren.
Inspirerende voorbeelden
“Er zijn al veel voorbeelden van dit soort gebouwen – ook in het buitenland,” aldus adviseur landschap en erfgoed bij het College van Rijksadviseurs Shera van den Wittenboer. Ook in Nederland wordt er druk mee geëxperimenteerd. Begin 2022 werd in Amsterdam het luxe appartementencomplex HAUT opgeleverd. Midden in de stad aan de Amstel. HAUT is tot op heden de enige hybride houten woontoren van Nederland en met een hoogte van 73 meter, en 21 verdiepingen één van de hoogste ter wereld. Voor alleen al de constructie werd meer dan 2.800 m3 hout gebruikt. Hierdoor verminderde de CO2-voetafdruk met 50%.
Biobased gebouwen zijn overigens niet alleen bedoeld voor de welgestelden. Dat bewijst Het Epos, een basisschool in een arme Rotterdamse wijk. Het Epos is een circulair en volledig houten gebouw dat gemakkelijk kan worden gedemonteerd, verplaatst, vergroot en uitgebreid. En een jaar eerder opende in Oosterwolde het Biosintrum haar deuren. Dit experimentele pand bestaat voor 80% uit hout en daarnaast uit agrobased materialen onder meer voor de isolatie. Zelfs mycelium is gebruikt voor een collegezaaltje ter verbetering van de akoestiek.
Het Biosintrum is een innovatieve hub waar studenten, boeren en bouwers elkaar ontmoeten en inspireren. “Met biobased bouwen staan we nog wel aan het begin”, aldus Van den Witteboer. “Aannemers en projectontwikkelaars zijn gewend te werken met staal, beton, cement en bakstenen. Anders bouwen vergt een enorme omslag.”
Catalogus
Maar wat is biobased en wat komt er bij kijken? Een product mag biobased heten als het is gemaakt van bomen of planten die op een duurzame manier zijn geteeld en geoogst, en uiteindelijk ook weer hergebruikt kunnen worden. In 2019 publiceerde de WUR de Catalogus Biobased Bouwen met een overzicht van wel honderd dierlijke en plantaardige bouwmaterialen, gerubriceerd naar grondstof en toepassing. Zelfs wol, zeewier en stengels van uitgebloeide paprikaplanten zijn geschikt. Deels gaat het daarbij om ‘afval’ dat opeens een grondstof blijkt te kunnen zijn.
De meeste producten zijn echter nog niet commercieel beschikbaar. En ook zijn niet alle ‘natuurlijke’ materialen echt geschikt. Stel dat wol als isolatiemateriaal commercieel aantrekkelijker zou zijn en voor dat doel enorm veel schapen zouden worden gehouden, dan zou dat concurreren met andere gewassen. Bovendien stoten schapen – net als koeien – broeikasgassen uit, en dat is juist niet duurzaam.
Overigens is ook steenwol, hoewel een natuurproduct, minder geschikt voor het maken van isolatiemateriaal omdat bij de verwerking daarvan meer energie nodig is en er meer stikstof (NH3) bij vrijkomt dan bij de verwerking van biogrondstoffen.
Hout en vezels
Er zijn dus alternatieven voor de bouw, maar waar haalt Nederland de hiervoor noodzakelijke grondstoffen vandaan? Zo kun je staal en beton bijvoorbeeld vervangen door houtskeletbouw en Cross Laminated Timber (CLT). Daar is echter heel veel hout voor nodig. Slechts 8% hiervan komt uit Nederland. “Dat zal misschien nog iets toenemen, maar veel meer zal het niet zijn,” aldus adviseur architectuur Simone Huijbregts. “Scandinavië, de Baltische staten en Oostenrijk beschikken wel over uitgestrekte bossen; daar bouwen ze al eeuwenlang met hout. Overigens is het een mythe dat je nooit bomen zou moeten kappen. Afhankelijk van de soort is een boom ‘oogstbaar’ na zo’n twintig tot zestig jaar. Een gebouw staat minimaal honderd jaar. Als je aan herplant doet, sla je uiteindelijk netto meer CO2 op dan wanneer je iedere boom zou laten staan.”
Akkerbouw voor vezelteelt
Het telen van gewassen voor isolatie van daken en gevels kan echter voor Nederlandse akkerbouwers wel degelijk interessant zijn. Te denken valt aan dubbel-doel-gewassen zoals vlas, hennep en olifantsgras (miscanthus). “Over deze gewassen hebben we al kennis opgebouwd,” vertelt André Hoogendijk directeur van BO Akkerbouw, een koepel voor akkerbouwers, gewasveredelaars, verwerkers en handelaren. “De lange vezels van vlas worden gebruikt voor kleding en uit het zaad kun je olie persen voor duurzame verf. Van de korte vlasvezels kun je isolatiemateriaal maken. Hennepvezels zijn tevens geschikt voor het maken van composiet – bijvoorbeeld dashboards en gevels – en ook voor isolatiemateriaal. Olifantsgras wordt nu gebruikt voor het maken van papier maar de snippers van dit gewas kun je, net als hennep en vlas, mengen met kalk of beton. Daardoor heb je van deze grondstoffen minder nodig en de bouwblokken zijn bovendien lichter.” Een prettige bijkomstigheid is dat de genoemde vezelteelten extensief zijn en weinig onderhoud vragen. Miscanthus is bovendien een meerjarig gewas dat je niet ieder jaar opnieuw hoeft in te zaaien. Het heeft geen kunstmest nodig en ook geen bestrijdingsmiddelen. En niet onbelangrijk: ze slurpen CO2. Hennepstengels worden 3,5 meters hoog en leggen jaarlijks vier keer meer CO2 vast dan eenzelfde oppervlakte bos.
Kleine en grote spelers
Een ander gewas waar een innovatief bouwbedrijf als Dijkstra Draisma zijn oog op heeft laten vallen is lisdodde. Deze teelt is met name geschikt voor veenweidegebieden waar het waterpeil omhoog moet om verdere bodemdaling te voorkomen. Het bedrijf produceert per jaar 700 – 1000 nieuwe woningen. Binnen tien jaar hopen ze voor al deze woningen lokaal (dat wil zeggen: zo’n honderd ha uit de Nederlandse veenweidegebieden in Friesland en Holland) genoeg lisdoddensnippers te kunnen verwerken voor de isolatie van al hun spouwmuren en daken.
Het bedrijf is echter met een jaaromzet van 200 miljoen een kleine speler in vergelijking met een bouwbedrijf als Van Wijnen met een jaaromzet van 7 miljard. Of Nederlandse boeren voldoende lisdodden kunnen verbouwen is dus nog maar de vraag. Een uitdaging voor de teelt is ook dat een veld na verloop van tijd moet worden bemest. Deze meststoffen moeten dan niet kunnen uitspoelen naar het oppervlaktewater. En de oogst moet met speciale machines gebeuren.
Impulsen
Een ander interessant gewas is zonnekroon, weet Jan Willem van de Groep van stichting Building Balance waaraan de ministeries van LNV en BZK onlangs voor vier jaar geld beschikbaar hebben gesteld: “Zonnekroon is een kruising van mais en zonnebloem. Dit gewas wordt momenteel veel verbouwd in Oost-Europa, maar hier kan het ook. De zaden van de zonnekroon bieden eiwitrijk voedsel voor landbouwdieren en de vezels zijn geschikt voor isolatie. Daarmee maken we onze boeren meteen minder afhankelijk van veevoer uit het buitenland.”
Hoewel vezelteelten perspectief kunnen bieden aan boeren moeten deze teelten, en met name de verwerking ervan, nog wel grootschalig van de grond komen, aldus Van de Groep. “We streven naar 50% gebruik van agrobased bouwmaterialen in 2035 en daarvoor is nog een lange weg te gaan. Inmiddels heeft de overheid begrepen dat deze omslag zonder prikkels en voorwaarden niet gaat lukken. Amsterdam heeft daarom al in de tenderregels opgenomen dat in 2025 nieuwbouwprojecten voor 20% uit hout moeten bestaan.” Mondjesmaat vindt de verwerking van vezelgewassen al plaats. Zoals in het Groningse bedrijf ‘Green inclusive’. In Oude Pekela zorgt dit bedrijf met speciale apparatuur voor het oogsten, drogen en verwerken van het gewas tot isolatiemateriaal voor de bouw. De boeren leveren de hennep, Green Inclusive doet de rest.
Carboncredits
Wat ook kan helpen om bouwbedrijven aan te zetten tot biobased bouwen, is het feit dat de EU in 2027 CO2 zal gaan beprijzen. Burgers en bedrijven zullen dan stapsgewijs moeten betalen voor de CO2 die ze uitstoten. Het doel is een CO2-neutrale en circulaire economie in 2050.
Van de Groep ziet ook hier kansen voor boeren: “Met vezelteelt vangen boeren CO2 af die in de vorm van koolstof in biobased gebouwen wordt opgeslagen. Afvangen en opslaan van CO2 is binnen de industrie een al lang beoogde klimaatoplossing. Bedrijven als Shell bouwen installaties waarmee CO2 is op te slaan onder de Noordzee. Daar betaalt de consument – in de vorm van een subsidie – uiteindelijk 100 euro per ton CO2 voor. Met een dergelijke regeling, zouden boeren vrijwel ieder vezelgewas voor bouwmaterialen rendabel kunnen telen. Betalen voor opslag zal in beginsel vooral via de vrijwillige koolstofmarkt moeten. Een koppeling met verplichte heffingen die nu gelden voor de industrie zou de beste impuls zijn voor vezelteelt.”
Het nieuwe normaal
Dat het de EU ernst is met de duurzaamheidstransitie blijkt ook uit het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) waarin boeren een eiwitsubsidie krijgen voor de teelt van peulvruchten. Van den Groep vindt dat boeren ook subsidie moeten krijgen als zij overschakelen van grasland naar bijvoorbeeld vezelteelt voor bouwmaterialen. Of dat allemaal genoeg zal zijn, moet nog blijken. Maar het College van Rijksadviseurs juicht stimulerende maatregelen wel toe. Van den Wittenboer: “We hopen dat biobased en natuurinclusief bouwen uitgroeit tot het nieuwe normaal. Eigenlijk hebben we geen keus, we moeten wel.”