Eerlijk avondje?


Duurzaam verbouwde cacao is goed voor het milieu en geeft boeren een eerlijke prijs. Althans, dat denken de meeste consumenten als ze een chocoladeletter met een duurzaamheidskeurmerk kopen. De theorie is mooi, maar de praktijk is weerbarstig.

november 2013

Duurzame producten, het klinkt zo logisch. Consumenten letten steeds beter op wat ze kopen en duurzaam of Fairtrade betekent ‘goed’. Maar goed voor wie? Arnoud Kassi, een keuterboer in Ivoorkust, heeft zo zijn eigen idee wat duurzaam betekent. Hij verbouwt 3,5 ha cacao en levert zijn bonen aan een grote Fairtrade coöperatie. Voorheen verkocht hij zijn oogst aan een tussenhandelaar. Hij kreeg dan meestal de lagere dagprijs, maar de handelaar betaalde tenminste contant. Bij de coöperatie zou hij meer verdienen, zo werd hem beloofd. Maar in de praktijk is er nauwelijks verschil.

Kassi: ‘De bonen worden in verschillende periodes geoogst en opgeslagen bij de coöperatie. Pas als er genoeg is, komt de vrachtwagen. Dat kan soms wel maanden duren. Intussen moeten wij onze gezinnen onderhouden, dus zijn we genoodzaakt om geld te lenen. Daar betalen we rente over. De bonus krijgen we pas aan het eind van het jaar. Maar,’ verzucht de Ivoriaan: ‘deze is bijna even hoog als de rente die ik voor mijn schulden betaal. Al met al schiet ik er weinig mee op.’ 

Dit vertelde Kassi vorig jaar aan een groep journalisten uit Nederland en West Afrika voor een onderzoek naar duurzame cacao. Dit verscheen onder de titel: The Fairtrade Rip-off.

Coöperaties en management

Toch is juist een beter bestaan en een eerlijke prijs voor de boeren datgene waarvoor het keurmerk Fairtrade (ook wel bekend als Max Havelaar) zich sinds 1987 sterk maakt. Alleen is hun eerlijke prijs voor cacao niet wat het lijkt.

Max Havelaar belooft de consument dat boeren in ieder geval 2 USD per kilo krijgen. Echter, Max Havelaar bepaalt niet de prijs aan individuele boeren, maar aan de coöperatie als geheel. Van dat geld betalen de boeren niet alleen de productiekosten, ook voor de exportkosten (allerlei belastingen en transport naar de haven) draaien zij op. Wat een boer als Kassi uiteindelijk ontvangt voor een kilo is veel minder dan 2 USD. Volgens Max Havelaar verschillen de bedragen die individuele boeren krijgen, maar zelfs een gemiddelde kan de organisatie niet noemen.

Daar komt bij dat het marktaandeel van Fairtrade chocola laag blijft (0,9 procent in 2010 wereldwijd), en daarmee is ook de premie in totaal (0,2 USD per kg) voor de coöperaties laag. Uit deze premie financiert de coöperatie vervolgens de bonus voor de eventuele individuele leden en de kosten van het management (opslagruimtes, reizen, meetings en overige uitgaven). Wat overblijft gaat naar sociale projecten. De Ghanese cacaocoöperatie Kuapa Kokoo investeerde zo onder meer in een schoolgebouwtje. Helaas is bij gebrek aan leraren en lesmateriaal van een echte school nog geen sprake. 

Officieel neemt het marktaandeel aan Fairtrade chocola gestaag toe. Enkele jaren geleden besloot het Nederlandse mainstream merk Verkade alleen nog 100 procent duurzame chocola te verkopen. Maar daarbij hanteren zij het eufemistisch begrip Mass Balance, een versluierende manier voor het merk om te zeggen dat een deel van de repen niet volledig uit Fairtrade cacaobonen bestaat. De consument betaalt echter wel de hogere meerprijs.

Multinationals vrezen tekorten

Het Fairtradekeurmerk heeft intussen sinds een paar jaar concurrentie van twee andere duurzaamheidskeurmerken. Het ene is UTZ (volledige naam UTZ certificied), een initiatief van onder meer Solidaridad en Ahold. Het andere keurmerk is het al langer bestaande Rainforest Alliance (RA). De certificeringscriteria van de laatste zijn inmiddels praktisch dezelfde als die van UTZ, alleen het logo op de verschillende merken chocola is nog anders. Het groene kikkertje van RA richt zich op consumenten die extra belang hechten aan bescherming van wildlife en het in stand houden van de biodiversiteit.

De coöperaties van UTZ en RA verschillen in zoverre van Max Havelaar, dat ze niet primair inzetten op een ‘eerlijke prijs’, maar op productieverhoging en kwaliteitsverbetering. Ook individuele boeren met grote plantages zijn bovendien welkom. Door beter te boeren, gaan de boeren vanzelf ook meer verdienen, zo is de gedachte bij UTZ en RA. Hiervoor moeten de boeren geschoold worden in ‘duurzame’ landbouwmethodes. Voorop staan goed snoeien en het gebruik van compost, maar ook het gebruik van kunstmest en zo nodig bestrijdingsmiddelen.  

Cacaogiganten als Barry Callebout, Cargill, Mars, Ahold, Unilever en Nestlé investeren niet voor niets in deze vorm van ‘verduurzaming’ van de cacaoteelt. Al ruim tien jaar dalen de opbrengsten omdat de planten en de bodems uitgeput raken. Terwijl de oogsten kleiner worden, neemt de vraag naar chocola wereldwijd toe. Als het blijft gaan zoals nu, is er in 2020 wereldwijd een tekort van 1 miljoen kilo. Imagoverbetering van een merk, door het kunnen voeren van een duurzaamheidslabel, is daarbij mooi meegenomen. Maar voor deze sector betekent duurzaam vooral: een gegarandeerde productie van goede cacaobonen voor een zo laag mogelijke prijs.

Training alleen niet effectief

Niet alleen de bedrijven, ook de BV Nederland heeft belang bij een zo groot mogelijke aanvoer van cacaobonen. Amsterdam is wereldwijd de grootste doorvoerhaven. In Koog aan de Zaan produceren multinationals chocolademassa en cacaoboter. En in Veghel werken 1400 werknemers in de chocoladefabriek van multMars. Cacao betekent zóveel voor Nederland, dat de FNV zelfs een eigen cacao-nieuwsbrief uitgeeft voor de leden. De FNV verstaat onder het begrip duurzaamheid kortweg: ‘een fatsoenlijk bestaan voor alle mensen die werken in de cacaoketen, in een duurzame omgeving.’ Vooralsnog geldt dit echter voor de mensen in de verwerkende industrie, dus niet voor de cacao producerende landen.

Vanwege het grote belang voor Nederland steunt de overheid, via de stichting Initiatief Duurzame Handel (IDH), organisaties als Solidaridad, die op hun beurt de cacaoboeren trainen. Vorig jaar gaf IDH een subsidie van 4 miljoen euro (ruim 5 miljoen USD). Het bedrijfsleven betaalde 8 miljoen (ruim 11 miljoen USD) op een totale omzet wereldwijd van ruim 83 miljard USD in 2010 met een verwachte groei naar ruim 98 miljard in 2016.

Maar enkel het trainen van boeren zet niet genoeg zoden aan de dijk. Er moet meer gebeuren, aldus Lucian Peppelenbos, Director Learning and Innovation bij IDH: ‘Gecertificeerde boeren in Afrika bereiken nu gemiddeld een productieverhoging van 30 procent, maar dat is bij lange na niet genoeg. Wil de teelt interessant worden voor de boeren en de chocoladefabrikanten, dan praten we over een productieverhoging van 300 procent. Steeds meer boeren stappen momenteel over op de meer lucratieve teelt van rubber of palmolie. We moeten daarom ook toe naar betere rassen, intensievere bemesting en gewasbescherming. En daarvoor zijn kredieten nodig voor de boeren om te kunnen investeren, en om de tijd te overbruggen die nodig is om jonge aanplant tot productie te laten komen. De structuur in Afrika ontbreekt momenteel om dat allemaal op korte termijn te bereiken. Bovendien vergt het een input van zo’n 2000 Euro per boer. Wie dat gaat betalen is nog niet bekend.’

Alice in Wonderland

Intussen is het grootste deel van de West-Afrikaanse cacaoboeren nog helemaal niet gecertificeerd. Hoewel het aandeel groeit, is het streven van de totale Nederlandse cacaosector om in 2020 80 procent, en in 2025 100 procent ‘duurzaam’ te zijn, dan ook niet reëel. Dat wil zeggen: certificering lukt waarschijnlijk wel, maar de gewenste productieverhoging van 300 procent niet. 

Terwijl de grote bedrijven via UTZ certificering een vaste stroom aan productie proberen te garanderen, Max Havelaar in de marge opereert om het inkomen van cacaoboeren te verbeteren en RA het smaldeel aan ecologisch geobsedeerde chocolade-eters afkoopt, blijft het gros van de cacaoboeren arm.

Het is met duurzaamheid een beetje zoals Humpty Dumpty zegt tegen Alice in Wonderland: ‘Als ik een bepaald woord gebruik, dan betekent het alleen wat ik wil dat het betekent.’